Raapzaad bloeit van eind maart tot begin april, wordt gevolgd door de bloei van de herik (sinapis arvensis). In oktober is er een nabloei van raapzaad. Koolzaad bloeit iets later dan raapzaad, globaal van april tot augustus .
Het is een een-, zelden tweejarige plant met een rechtopgaande stengel met vertakkingen die circa 1 meter hoog wordt. De onderste (basale) bladeren zijn grasgroen en borstelig behaard, van koolzaad zijn ze blauwgroen en licht behaard. De plpant is niet vorstbestendig, bij vorst vallen de bladeren af.
De helder-gele bloemen staan met 20-40 stuks in een tros, die in tegenstelling tot koolzaad van boven naar onder in bloei gaan. Raapzaad vormt hauwen van 4-6,5 cm lang (kleiner dan koolzaad) met 12-20 donkerbruine tot zwarte zaden. Deze zijn 1,5 tot 2,5 mm in doorsnee, en bevatten 35% olie.
Winterraapzaad (biennis) wordt rond eind augustus gezaaid en in de eerste helft van juli geoogst, het minder productieve zomerkoolzaad (annua of boterzaad) dat in Nederland nauwelijks wordt verbouwd, wordt in het vroege voorjaar gezaaid en eind augustus geoogst.
Het oogsten van de hauwen gebeurt 'in het zwad', door de planten op 25 cm hoogte te maaien, zodat de hauwen de grond niert raken, en de halmen na droging op het veld te maaidorsen. Wanneer de hauwen 'van de stam' wordt geoogst, moeten deze apart gedroogd worden.
De bladeren worden wel gegeten, zowel gekookt als rauw. Van de zaden wordt (raapzaad)olie gemaakt, ook bij wijze van brandstof. Een groot deel van de productie van raapzaad in Europa is daar voor bestemd.
Behalve dat raapzaad in ons land zeer algemeen in het wild voor komt, is het hier een gewas van geringe betekenis. Omdat het net als koolzaad en fluitenkruid een pionier is, zie je het uitbundig groeien in jusit geroerde grond, zoals langs bermen van wegen. Na verloop van tijd verdwijnen deze poniers weer.
Dat is althans de theorie. In de praktijk zie je dat genoemde planten als gevolg van extensief beheer pas worden gemaaid als ze uitgebloeid zijn en zaden dragen. In grasland met een open structuur, zoals in bermen langs wegen, komen de nieuwe planten al snel weer op uit het zaad. Waar de raapzaad een probleem vormt, verdient het aanbevling deze vroeg te maaien, voor de zaadvorming.
Natuurlijk koolzaad bestaat voor zeker 50% uit erucazuur,. Erucazuur is verantwoordelijk voor de bittere smaak van koolzaad en bij die dosering en lager schadelijk voor de gezondheid. Om koolzaadolie geschikt te maken voor menselijke consumptie is het zuur er uit geteeld, voornamelijk door genetische modificatie. In Europa is het maximum gehalte aan erucazuur in koolzaadolie voor consumptie gesteld op 5%, in de Verenigde Staten ligt die grens lager (2%).
In 1981 werd Spanje geconfronteerd met het Spaanse oliesyndroom, dat meer dan 20.00 slachtoffers maakte en 600 mensenlevens kostte. De olie in kwestie werd verkocht als olijfolie, maar was koolzaadolie voor industrieel gebruik. De aanstichter van het syndroom, dat de onofficiële naam enfermedad de la colza kreeg, waren de chemicaliën die werden gebruikt om de olie te zuiveren, niet de stoffen die er van nature in komen.
De olierijke zaden zijn rijk aan linoleenzuur en vitamine E.
Respecteer het copyright !