Hoewel de knolraap vaak meiraap wordt genoemd, verstaan we onder meiraap het platronde, wit-roze voorjaars-raapje, maar omvat de knolraap nog andere kleuren en vormen. Een meiraap is dus een knolraap, maar een knolraap niet altijd een meiraap. Knolraap wordt geassocieerd met het meiraapje dat niet groter is dan een centimeter of acht, maar van sommige rassen groeit de knol wel uit tot een gewicht van een kilogram. Ook zijn er rassen die niet voor menselijke comsumptie verbouwd worden, maar voor veevoer, zoals de stoppelknol.
De kleinere raapjes worden wel baby-raapjes genoemd, en worden speciaal met dat oogmerk gekweekt. Ze zijn uiteenlopend van kleur: wit, geel-oranje, zelfs rood.
De knolraap groeit in gematigde streken. Hij wordt gewoonlijk in het voorjaar in de volle grond gezaaid. Er zijn soorten die minder gevoelig zijn voor doorschieten, het vormen van een bloeistengel, en daarom vroeger gezaaid kunnen worden. De Platte witte mei is daar een voorbeeld van. Een soort dat het hele jaar door gezaaid kan worden, is de (witte) Sneeuwbal. Deze wordt tussen 6 en 8 weken na het inzaaien geoogst.
De knol wordt gevormd in het bovenste deel van de wortel, is daarmee noch een 100% wortelknol, zoals de wortel, noch een stengelknol, zoals de radijs. Je zou het een coproductie van de stengel en de wortel kunnen noemen. Aan de knol zit altijd een (dun) stuk penwortel.
De kop van een knolraap kan verschillend van kleur zijn, afhankelijk van de hoeveelheid zonlicht en het soort, van groen tot paars. Hoewel de knolraap niet voor zijn bladeren wordt geteeld, zijn de de bladeren in Angelsaksische landen heel geliefd, zoals in Groot-Brittanië waar ze als 'turnip tops' verkocht worden. De smaak is vergelijkbaar met mosterdblad. nauw verwant si de om zijn blad geteelde Chinese kool.
Het liefst koop je de raap zo van het veld, met het loof er nog aan. In de regel is het loof al verwijderd voor de rapen (of raapjes) de winkel bereiken.
Bewaar knolraap zeker een week in de groentenla of open plastic zak in de koelkast.
Knolraap kan mits op het juiste moment geoogst - wanneer hij het malst is - rauw gegeten worden. De smaak verschilt sterk van die van gekookte knolraap, die door koken uitgesproken zoet wordt. Het is verstandig de kknol eerst te wassen, dan te schillen, en in stukjes te snijden. Voor een wat grotere kol is het handig om de kool eerst in plakken en dan in brokken te snijden. Knolraap is niet bepaald geschikt om te roerbakken. Hij zal altijd (na)gestoofd moeten worden.
Ovenbereidingen kunnen wel, eerst beetgaar koken (zo'n 10 minuten), daarna in de oven bereiden. Heerlijk met een goede kaas !
Veel eerder kenden de Romeinen en Grieken de knolraap ook al, getuige geschriften, zoals van de hand van Plinius. Het fysieke bewijs ervan is evenwel niet gevonden, zodat niet kan worden vastgesteld of de raap die werd beschreven wel een knolraap was.
Vanwege de verspreiding van de wilde rapen, is aannemelijk dat de knolraap tegelijkertijd gecultiveerd werd in een groter gebied dat zich uit strekte van de Middellandse zee tot aan India.
Er is veel verwarring over de geschiedenis van de raap, mede doordat de knolraap, een Brassica rapa, en de koolraap, een Brassica napus, vaak door elkaar worden gebruikt, en in het Engels taalgebruik beide turnip worden genoemd.
Knolraap, of misschien beter knolraapjes, worden inmiddels over de hele wereld verbouwd en gegeten, behalve in Zuid-Amerika, naar men vermoedt omdat de knolraap daar de reputatie heeft onaangenaam te smaken, een hen door de Spanjaarden en Portugezen aangedragen opvatting. Populair is de knolraap in de gebieden waar hij van oudsher wordt verbouwd, van het Middellandse zeegebied -ook op het Afrikaanse continent - tot aan India en Pakistan. Ook Japan kent een traditie met knolraapjes, net als Groot Brittanië, Scandinavië en andere Europese landen, en in mindere mate ons eigen land.
Van oudsher werd de knolraap verbouwd in De Streek in Noord-Holland, maar voornamelijk voor de export naar Groot Brittanië. Hoe weinig geliefd de knol in ons land was, blijkt uit het begrip "wûus etten, dat in de Achterhoek en Twente werd gebruikt als aanduiding van een maaltijd waaraan weinig aandacht is besteed. Gedoeld wordt op een maaltijd van "reuven" - zoals de knollen genoemd werden zonder vlees of vet. De consumptie van knollen, en dan vooral de witte, meiknol is pas in zwang geraakt, nadat migranten uit het Middellandse zeegebied ons deze onder de aandacht brachten.
Van de vele, vele soorten knolraap die over de wereld zijn ontwikkeld, laten we slechts enkele de revue passeren. Van enkele daarvan zijn zoveel wetenswaardigheden op te tekenen, dat we daar een aparte bladzijde aan hebben gewijd:
We zijn aan meer soorten voorbijgegaan dan we in dit bestek kunnen laten zien, zoals de navet gris de Morigny, de navet du Limousin, de Teltauer rübe en de White Norfolk.
De Tokyo cross of evoluit Tokyo cross hybrid F1, een hagelwitte raap, die op elk moment geoogst kan worden, en vooral geliefd is als mini-groente. Ze worden gemiddeld 10-12 weken na het inzaaien (vanaf februari) geoogst.
In de herfst is de Jaune boule d'or op de markt, een heerlijk zoete knolraap. Het is een oud Frans ras, met een raapje dat heel geschikt is om te pureren
De Navet du Pardailhan is opgenomen in de Franse Ark of Taste, vanwege zijn unieke nootachtige smaak en zijn verbondenheid aan de Vlakte van Pardailhan waar deze (uitsluitend) groeit.
De Chinese pán cai is een schotelvormige knolraap van het type 'blanc plat' die in de provincie Zhe jiàng een belangrijke wintergroente is.
Deze cylindrische raap, de Navet des Vertus Marteau is het hele seizoen (mei tot november) verkrijgbaar, heeft een zacht-zoete smaak. Wordt vooral gebruikt in soepen (premier qualité). Net als radijs kunnen te grote rapen voos zijn.
Minder cylindrisch, meer puntig als een wortel is de ook witte Navet de Croissy is het hele seizoen (mei tot november) verkrijgbaar, heeft een zacht-zoete smaak. Wordt vooral gebruikt in soepen en purees.
Hoewel de verzamelnaam voor knolraapjes die in het voorjaar geoogst worden, een apart hoofdstuk gewijd aan alleen deze knolraapjes, omdat ze zo lekker zijn, en niet iedere knolraap een meiraapje is.
Deze van oorsprong 16e eeuwse boterknol wordt sinds 2004 weer verbouwd op de Soester Eng, wanneer de rogge van het land is. De knol wordt geweckt en vooralsnog alleen in de regio Soest verkocht.
De stoppelknol, ook wel stoppel- of herfstraap genoemd, is een rapensoort die traditioneel in de eerste helft van augustus, na het oogsten van de maïs tussen de stoppels van de maïs werd ingezaaid. Stoppelknollen die geen knol vormen, worden als groenbemester gebruikt, die met knol vooral gebruikt als veevoer, zeer geliefd onder schapen en geiten.
Een minder vleiende benaming voor de stoppelknol is pisknol of pisknölleke.
Winterraap is vanouds bekend onder de naam aveelzaad om zijn (winterraap)zaad. Het is een benaming die uit de 15e eeuw stamt en is ontleend aan het Oudfranse naviel dat knolplantje betekent, en waarvan ook het Franse woord voor knolraap 'navet' is afgeleid. Wordt tegenwoordig vrijwel alleen nog raapzaad genoemd.
Knolraapjes zijn rijk aan vitamine C, de blaadjes zijn vitaminerijk, A, C en K, en bevatten veel calcium en foliumzuur. Ze bevatten ook luteïne.
Respecteer het copyright !