De vruchtbladeren vergroeien tot een (doos)vrucht, ook wel zaadcapsule genoemd. In het Nederlands wordt zo'n capsule wanneer hij minstens drie maal zo lang is dan breed, een hauw genoemd (Engels: silique), anders een hauwtje, het verklein woord (Engels: silicle). De zaadjes zijn bevestigd aan vlezige zaadlijsten (eierstokken) .
Eén van de kenmerken van een hauw is dat deze opent wanneer de zaden rijp zijn. Aan het einde van de hauw kan een 'snavel' zitten, dat is een uitgroei van de vruchtbladeren. Deze snavel kan half zo lang en zelfs langer zijn dan de hauw zelf.
Hauwen zijn een kenmerk van veel leden van de Kruisbloemfamilie (Brassicae) , zoals bij het koolzaad en de mosterd. Wanneer de doosvrucht uit slechts één vruchtblad bestaat, bij de Vlinderbloemenfamilie (Fabaceae), wordt dat een peul genoemd.