Net als de andere Brassica-soorten heeft Brassica napus zo'n lange geschiedenis van teelt en diversificatie dat de oorsprong nauwelijks kan worden vastgesteld en de indeling van de rassen en soorten voortdurend ter discussie staat en leidt tot aanpassingen. Dat roept enige verwarring op. De Brassica napus heeft zijn oorsprong waarschijnlijk in Eurazië en wordt het meest geteeld in noordelijke gematigde gebieden. In het wild wordt Brassica napus door heel Europa, inclusief Groot-Brittanië aangetroffen, in het Middellandse zeegebied, in India en veel delen van de VS, vooral aan oevers, in greppels en open velden.
In de Middeleeuwen heeft men Brassica-soorten gekruist tot nieuwe variëteiten, die men nu tot de napus-soort rekent, veelal kruisingen tussen kolen, in het bijzonder boerenkool, en rapen. De verschillende variëteiten hebben verschillende groeivormen, maar hebben gemeen dat de bladeren wasachtig zijn, sommigen noemen ze fluweel. De bladeren zijn gelobd, als de bladeren van de eik, en de zaden zijn zeer olierijk.
De rapa-rassen worden gewoonlijk in de volgende drie ondersoorten onderscheiden:
In het tabblad rechtsboven hebben we de koolsoorten uit deze familie voor u op een rijtje gezet met de afbeelding er naast.