de Japanse aubergine is door de eeuwen heen aangepast aan de uiteenlopende weersomstandigheden van japan, en aan de smaak van de Japanner. De typisch Japanse aubergine is slank, heeft een dunne schil en is geschikt voor alle kooktechnieken. Het is een zeer gerespecteerde groente, wordt in één adem genoemd met de Fuji berg en de valk als geluksbrengers.
Japanse telers zijn in de eerste plaats geïnteresseeerd in aubergines die vroeg geplukt kunnen worden, rond twee weken na de bestuiving. Dit in tegenstelling tot Westerse telers, die de vrucht langer aan de plant (willen) laten, drie tot vijf weken na de bestuiving.
De Ichiban wordt wel als het prototype van de Japanse aubergines worden beschouwd. Deze aubergine is in veel vormen en kleuren verkrijgbaar. geliefd zijn sowieso aubergines met een uitgesproken kleurstelling, zoals de lichtgroene aubergines, soms zo lang als een komkommer, met een lichtgroene schil en calyx. Een schoonheid is de Kamo-nasu, een ronde aubergine uit de gelijknamige streek Kamo.
In het westen hebben we de neiging om dunne, violette aubergines Japanse aubergines te noemen, hoewel het in de regel in China verbouwde aubergines zijn, Japan exporteert nauwelijks aubergines. Het is geen kopieerwerk, de traditionele Chinese en Japanse aubergines delen een eeuwenlange traditie.
Net als in China heeft de eeuwenlange ervaring met de aubergine-cultuur een groot aantal specifiek variëteiten opgeleverd, alle Solanum melongena. Sommige zijn nagenoeg identiek aan die in China.
Japan behoort tot de top-tien van aubergine-producerende landen, maar is per saldo een aubergine-importerend land.
De geschiedenis van het woord aubergine start met de benaming bhaṇṭākī in het Sanskriet .
De naam voor aubergine in Perzië(Badingan) is daartoe zeker te herleiden. De Arabische handelaren die de vrucht uit Azië meenamen, gaven het de naam As al-badhinjan. We zien daarin de verwantschap met het Catalaanse Alberginia en het ons vertrouwde Franse aubergine.
Het Indische woord baingan of baigun heeft dezelfde bron. Brinjal daarentegen is een Portugees leenwoord, van berinjela, dat overigens dezelfde Arabische oorsprong heeft, en dus ook van de Sanskrieten uitgangsvorm afkomstig is.
Niet de vrucht, maar de bloemen en bladeren van de aubergine zijn rijk aan solanine. Eet ze niet. De vrucht echter bevat relatief weinig gifstoffen, tussen 2 en 13 mg per vrucht, afhankelijk van soort en maat. Wil solanine een gezondheidsrisico zijn, dan zou je moeten denken aan een inname van 480 mg of meer, wat gelijk staat aan het consumeren van tenminste 35 aubergines.
In Japan is men over het algemeen geïnteresseerd in aubergines die een dunne schil hebben en geschikt zijn om tempura of tsukemono mee te maken. De grote, sponzige westerse aubergines passen niet in dat wensbeeld. Toch kent ook Japan zijn 'rondborstige' aubergines, zoals de Kamonasu, met zijn specifieke bereidingswijze, royale dikke plakken, of zelfs auberginehelften, bedekt met een royale laag miso en gegrilld.
Nasu agebitashi is een tsukemono waarvoor de aubergine gehalveerd wordt en van inkepingen voorzien (aka hasselback). Na gefrituurd te zijn, worden de stukken aubergine n een dashi saus of een lichte sojasaus geweekt. Wordt ook wel Nasu nibitashi genoemd.