De plant wordt wel Anguive maron genoemd, vanwege de afstamming van de Solanum anguivi, een wilde aubergine-soort die in heel tropisch Afrika voor komt. Het is een stekelige struik, die 2 meter hoog kan worden. De plant heeft sterke, diep reikende penwortels. Hij heeft hooguit enkele stengels, maar die zijn sterk vertakt. De stengels zijn bedekt met fikse stekels of doornen, soms centimeters lang. De bladeren zijn relatief groot, en straan op korte bladstelen. De bladeren zijn soms gelobd.
Aan het uiteinde van de takken vormen al na drie tot vier maanden de eerste trossen stervormige bloemen, wel 50 tot 100 per cluster. Dat gebeurt het hele jaar door. De besjes zijn ongeveer 12-17 mm in doorsnede en rijpen geel tot oranje De schil is vrij dun, en de vruchtjes bevatten een groot aantal roodbruine zaadjes. Een plant is drie tot vier jaar productief.
De bittere besjes worden gegeten, maar ook de jonge scheuten, beide rauw of gekookt. De aubergientjes worden in hun geheel bereid en gegeten, of gevijzeld, ingelegd in het zuur of gefrituurd (Nam Phrik Kapi). Je hoeft deze ;smaakbommetjes' overigens maar heel kort te koken, hoogstens 5 minuten.
Eet geen gerijpte vruchtjes.
Omdat de aubergine van origine een tropisch gewas is, bewaar je aubergines (net als bananen) liefst niet in de koelkast. Aubergines zijn gevoelig voor temperaturen onder 10 ° Celsius, daaronder treedt lage temperatuur bederf op.
Bij kamertemperatuur kun je een aubergine, mits vers gekocht, maximaal een week goed houden
Overal elders is hij geïntroduceerd, veelal genaturaliseerd, onder meer in Afrika, Azië en Australië . Deze bittere aubergine is prominent aanwezig in de Thaise keuken, en die van Laos en Ivoorkust.
Het spectrum benamingen voor de erwt-aubergine is op zijn zachtst gezegd curieus, eigenlijk snijdt alleen de vormomschrijving 'erwt' hout. De relatie met Turkije (niet met kalkoen) of met de duivel, roept vooral raadsels op. In Thailand heten ze makhuea phuang.
De besjes worden door vogels gegeten, waardoor de zaden verspreid worden. In tropische gebieden zie je daarom dat de plant zich op veel plaatsen langs wegen en op open plekken vestigt. Van een invasief karakter op landbouwgrond is nauwelijks sprake.