Op de Westerse markt zien we de kleine Indische aubergines niet. En de Indische markt wordt door Westerse bedrijven gezien als een groeimarkt, met als gevolg dat Westerse berdrijven waaronder Nederlandse hier ontwikkelde rassen op de Indische markt brengen.
Eén van de klassieke Indische variëteiten is de Matti gula, een ronde variëteit, 5 cm in doorsnede, groen en gemarmerd. Hij stamt uit Karnataka.
Een gebruikelijke bereidingswijze in India is grillen. Eerst wordt de aubergine met schil en al gegrilled, zodat het vruchtvlees gaart terwijl het sappig blijft. Daarna wordt het vruchtvlees (de schil wordt verwijderd) gepureerd. De gebruikelijke benaming van deze bereidingswijze is Baighan barta.
In Hyderabad maakt men Bagara baigan, een curry met aubergine. Hiervoor gebruikt men een klein soort aubergines, zoals de matti gula, een 5 cm grote, ronde, gemarmerde aubergine (vaak vervangen door 'baby'-aubergines) en guntur chilipoeder
In Sanskritgeschriften uit die tijd wordt de vrucht op tal van manieren beschreven en benoemd, als 'shakasreshta', wat uitstekende groente betekent, als 'rajakushmand' wat de koninklijke meloen betekent, als 'nilphala', de blauwe vrucht of als 'kantavrintaki', de stekelige plant.
India is 's werelds tweede aubergine-producent, en kent momenteel bijna 1,4 miljoen aubergine-telers, waarvan het merendeel naast de aubergine meerdere andere gewassen verbouwt. Dat heeft er toe bij gedragen dat de variatie enorm is.
De geschiedenis van het woord aubergine start met de benaming bhaṇṭākī in het Sanskriet .
De naam voor aubergine in Perzië(Badingan) is daartoe zeker te herleiden. De Arabische handelaren die de vrucht uit Azië meenamen, gaven het de naam As al-badhinjan. We zien daarin de verwantschap met het Catalaanse Alberginia en het ons vertrouwde Franse aubergine.
Het Indische woord baingan of baigun heeft dezelfde bron. Brinjal daarentegen is een Portugees leenwoord, van berinjela, dat overigens dezelfde Arabische oorsprong heeft, en dus ook van de Sanskrieten uitgangsvorm afkomstig is.
De aanleiding voor deze commotie was de transgene aubergine Bt brinjal van het Indische Mahyco. Mahyco ontwikkelde deze aubergine mede met cry1Ac-gen van het Amerikaanse Monsanto. De experimenten met deze aubergine volgden op de heimelijke (illegale) introductie van Bt katoen in 2001 in Gujarat.
De milieu-organisaties hadden daar leergeld mee opgedaan, en slaagden er ondanks het ontbreken van een organisatie van aubergine-telers in 2010 in een moratorium op Bt brinjal af te dwingen. Mogelijk is dat de redding oor de diversiteit die de Indische brinjal-teelt kenmerkt. De introductie van een Indische gemodificeerde aubergine had immers het oogmerk de variartie op te offeren aan een bedrijfszekerder en productiever aubergine. De dreiging is nog niet weggenomen, want India beschouwt biotechnologische innovatie wel degelijk als een speerpunt van beleid, en de gemodificeerde aubergine is ongetwijfeld nog niet van de baan.
Niet de vrucht, maar de bloemen en bladeren van de aubergine zijn rijk aan solanine. Eet ze niet. De vrucht echter bevat relatief weinig gifstoffen, tussen 2 en 13 mg per vrucht, afhankelijk van soort en maat. Wil solanine een gezondheidsrisico zijn, dan zou je moeten denken aan een inname van 480 mg of meer, wat gelijk staat aan het consumeren van tenminste 35 aubergines.
Tot de kenmerkende gerechten met aubergines van India behoort de baghara baingan, een curry van gesmoorde aubergines, een specialiteit van Anhdra Pradesh (Hydrabad). Baingan ka bahrta of buhrta is een overal verkrijgbaar gerecht, kant-en-klaar in iedere supermarkt in India verkrijgbaar, van gerookte aubergine en tomaat. De oorsprong van dit gerecht is de Punjab, in het noorden van het land.