De vroegste Chinese aubergine had de vorm van een kogel, zoals de klassieke Japanse Kamonasu, maar kleiner. Hij werd beschreven als 'danwan', een term die zowel werd gebruikt voor een slingerkogel als voor kleine, kwetsbare objecten, zoals theekopjes. Pas in de twaalfde eeuw noemt men deze aubergine Zhan, een woord dat voor een veel grotere theekop werd gebruikt, met een doorsnede van zo'n 10 cm.
Vanaf dat moment groeit de Chinese aubergine door, tot exemplaren van 1,5 kilogram en meer, het resultaat van het gericht op grotere formaat telen. De eerste langgerekte aubergines verschenen in de veertiende eeuw. Ze werden Chansi Qie genoemd, lang en dun. Vruchten met een lengte van 30-40 cm waren geen uitzondering meer in de zeventiende eeuw.
Men teelde niet alleen op formaat en vorm, maar ook op smaak. De Chinees gruwelt van de bitterheid van de vrucht, die voor hen als Jekyll-and-Hyde is: zowel 'cool' als 'hot', afhankelijk van de bereidingswijze. In de dertiende eeuw wordt voor het eerst een aubergine beschreven die ook rauw gegeten kan worden, een witte.
Van alle auberginesoorten, een 25-tal, groeien de meeste van nature in China. Maar de ontwikkeling van aubergine als groente startte niet in China, maar in de Indo-Birmeense regio. Geleidelijk aan bereikte deze gecultiveerde aubergine China.
Eéén van de eerste geschreven aanwijzingen over het gebruik van aubergines in de keuken dateren van 544 n Chr, in Qí mín yào shù geschreven door de Chinese wetenschapper Jia Sixie. Hij beschrijft hoe de vrucht zich ontwikkelt van een groene, kleine ronde vrucht naar de langgerekte paarse vorm
Maar het is zeker niet de eerste geschreven Chinese tekst. Die dateert uit het jaar 59 voor Christus. Wang Bao beschrijft in Tong Yue zowel de aubergine als de sla-ui. En rond dezelfde tijd beschrijft Yang Xiong expliciet aubergine als groente. Beide doelen op de aubergine-teelt in die periode rond Chengdu, in het zuiden van China, niet op uit het wild gegeten planten.
Deze datering loopt ver vooruit op de algemeen aanvaarde datering van de eerste aubergine-teelt in de regio in de 6e eeuw, die Jia Sixie duidt. In deze pertiode wordt de aubergine in de delta's van de Yangtze en de gele Rivier verbouwd, dat wil zeggen in het zuiden van China en het (huidige) noorden van Vietnam.
China produceert thans de meeste aubergines ter wereld, maar is niet de grootste exporteur, want de aubergine is erg populair in eigen land.
De rijke Chinese geschiedenis van de aubergine heeft door de eeuwen heen veel benamingen voor aubergines opgeleverd. de belangrijhkste daarvan zijn de al genoemde Qié (茄) en Qiézi (茄子), de gebruikelijke Chinese benaming voor een aubergine en de uitdrukking voor 'cheese' bij een foto-shoot. De toevoeging (子) is zonder toon en completeert het woord Qié, beide hebben exact dezelfde betekenis.
Andere oude benamingen voor aubergine zijn ziguā, ǎi guā en zi&ecute;guā - guā betekent 'pompoen'; huáng guā bijvoorbeeld betrekent m. Luosu is een naam die in een aantal dialecten nog altijd wordt gebruikt voor lange, dunne aubergines.
Niet de vrucht, maar de bloemen en bladeren van de aubergine zijn rijk aan solanine. Eet ze niet. De vrucht echter bevat relatief weinig gifstoffen, tussen 2 en 13 mg per vrucht, afhankelijk van soort en maat. Wil solanine een gezondheidsrisico zijn, dan zou je moeten denken aan een inname van 480 mg of meer, wat gelijk staat aan het consumeren van tenminste 35 aubergines.