Ook de Ethiopische aubergine (Solanum aethiopicum) wordt wel Afrikaanse aubergine genoemd. Dat is een cultivar van de Solanum anguivi, terwijl de Solanum uit van de Solanum dasyphyllum is ontwikkeld.
In tegenstelling tot de gewone aubergine wordt deze Afrikaanse aubergineonrijp gegeten. De vrucht is voorzien van een stukje bladsteel en de vijfslippige kelk van de bloem die de vrucht vooraf ging, de calyx. Anders als bij de tomatillo is deze niet gesloten, de vrucht is daar te groot voor, en niet ingedroogd .
De Afrikaanse aubergine (Solanum macrocarpon) is een grootbladige plant die 1-1,5 meter hoog wordt. De gelobde bladeren kunnen harig zijn en voorzien van scherpe stekels op de centrale rib die wel 13 mm lang kunnen zijn. Ze zijn normaal gesproken 4-15 cm lang, maar kunnen tot wel 30 cm uitgroeien.
De plant draagt zowel tweeslachtige als mannelijke bloemen. De laatste groeien in het bovenste deel van de plant. De bloemen gaan vroeg in de ochtend, wanneer het nog donker is, open om twee dagen geopend te blijven. De plant bestuift zichzelf, soms een handje geholpen door insecten als bijen. De bloemen zijn bleek-paars en afhankelijk van de cultivar 3-8 cm groot. Ze groeien in kleine clusters van 2 tot 7 bloemen.
De vrucht heeft maar drie weken nodig om zover ontwikkeld te zijn dat hij onrijp geplukt kan worden. De rijping duurt nog eens een maand. De vrucht is 7-8 cm in doorsnede en licht afgeplat. De bodem en het 'deksel' zijn gegroefd, de rest van de vrucht heeft een gladde, glanzende schil. De jonge vrucht kan verscheidene kleuren hebben, van ivoorkleurig tot lichtpaars, met donkerder strepen. De vrucht bevat een groot aantal, eetbare zaadjes.
De plant kent veel regionale cultivars, zoals de cultivars van Noord-Ghana en Burkina Faso, die kleine vruchten (en bladeren) dragen, en cultivars die uitsluitend voor hun bladeren verbouwd worden. De scheuten en bladeren zijn net als de vruchten tamelijk bitter, maar daar houdt men in Afrika van. De bitterheid wordt veroorzaakt door de alkaloïden.
Planten die omwille van hun bladeren verbouwd worden, worden geoogst vanaf de week voor de bloei met intervallen van twee weken. Daarbij wordt de plant telkens tot 20 cm teruggesnoeid, zodat zich nieuwe scheuten ontwikkelen. De plant kan wel een jaar lang verse scheuten vormen.
De Afrikaanse aubergine uit Afrika is buiten het groeigebied nauwelijks verkrijgbaar. De gemiddelde kwaliteit van de vrucht laat voor de export te veel te wensen over.
De cultivars zijn vaak vernoemd naar de regio waar ze gevonden worden. Van de ‘Gboma’, ‘Mankessim’, ‘Akwaseho’ en ‘Kade’ worden zowel de vruchten als de bladeren gegeten, van de ‘Sarpeiman’ en de ‘Bui’ alleen de vruchten.
In Europa is de Afrikaanse aubergine alleen in ons land verkrijgbaar, niet vanuit Afrika aangevoerd, maar vanuit Suriname en Santa Domingo, waar hij antruwa of antroewa wordt genoemd.
De vruchten worden zowel gekookt als rauw gegeten, rauw vooral de rijpe vruchten. Wanneer de vrucht rijpt, barst hij vaak open, waardoor hij onbruikbaar wordt. Wanneer je de vrucht rauw wilt eten, neem je dus een risico, De onrijpe vruchten en de scheuten worden vrijwel nooit rauw gegeten.
De bladeren worden in Afrika gestoomd en als bijgerecht voor rijst gegeten, of in soepen of stoofgerechten gebruikt.
De Afrikaanse aubergine verkleurt snel wanneer hij beschadigd wordt of gesneden. Gebruik citroensap om deze oxidatie te stoppen.
De Afrikaanse aubergine wordt in Afrika hoofdzakelijk in tropisch West-Afrika verbouwd, in een gebied dat zich uit strekt van Sierra Leone tot Nigeria. Hij wordt daar Gboma of gbogname genoemd.
Behalve in Nigeria wordt de vrucht vrijwel nergens op grote schaal verbouwd.
De Gboma is vernoemd naar de Liberiaanse stad Gboma.
De vrucht, de bloemen en bladeren van de Afrikaanse aubergine zijn rijk aan solanine. Eet alleen de vrucht en de jonge bladeren en scheuten, kook ze altijd, en eet ze met mate.