De Solanum aethiopica is een rechtopgaande, eenjarige plant van gemiddeld 50 tot 75 cm hoog. De stengel verhout, waardoor de plant tot wel 2,5 meter kan uitgroeien. Hij stamt vermoedelijk af van de Solanum anguivi, ook wel Solanum distichum genoemd. De bladeren groeien aan zijsteeltjes, net als de witte tot licht-violette bloemetjes en de vruchten. Hij bloeit van juli tot september en draagt vruchten van augustus tot oktober.
Men hanteert de volgende groepsindeling:
Afhankelijk van de soort en cultivar zijn de vruchtjes anderhalf tot vijf centimeter groot, als tomaten, en worden zowel onrijp als rijp gegeten. De rijpe vrucht is tomaatrood. Vruchten van het Gila-type zijn 30-40 gram per stuk. Eén enkele plant levert tussen 500 gram en 8 kilogram vruchten op.
De rood-gerijpte vrucht heeft de uiterlijke kenmerken van een tomaat, reden waarom deze ook wel 'bittere tomaat' wordt genoemd. Om de aubergine rauw te kunnen eten, wordt hij jong geplukt, wanneer de schil nog mooi dun is. De rijpe vrucht is tomaat-rood en bevat veel caroteen, maar heeft een dikkere schil. De smaak van de aubergine hangt af van de hoeveelheid saponine die de vrucht bevat. De smaak varieert van uitgesproken bitter (veel saponine), zoals de Indische variëteiten die vooral medicinaal gebruikt worden - tot bijna zoet.
Door de vrucht in te zouten, onttrek je wat vocht (en bitterheid) uit de vrucht, en zal deze bij bereiding steviger blijven. Jongere, kleinere vruchten hoeven niet met zout behandeld hoeven te worden.
Omdat de aubergine van origine een tropisch gewas is, bewaar je aubergines (net als bananen) liefst niet in de koelkast. Aubergines zijn gevoelig voor temperaturen onder 10 ° Celsius, daaronder treedt lage temperatuur bederf op.
Bij kamertemperatuur kun je een aubergine, mits vers gekocht, maximaal een week goed houden
Het was een witte aubergine, zo groot als een kippenei en van dezelfde kleur, en ze waren er verzot op. Ze noemden het de 'egg-plant', en zo heet de aubergine nog altijd, welk sort het ook betreft. Spoedig na de Afgrikaanse auberginesoort kwam de 'Aziatische tomaat', de paarse aubergine, op het toneel. Deze verdreef de kleinere Afrikaanse vrucht, voorgoed uit Londen. Het zou nog tot de negentiende eeuw duren voor de aubergine vaste voet in alle Europese keukens zou krijgen.
Hoe anders is de situatie op het Afrikaanse continent. Daar is de Ethiopische aubergine een groot succes geworden. Hij behoort tegenwoordig tot de meest gegeten groenten van Afrika. De grootste producent ervan is Ivoorkust.
Geleidelijk aan ontwikkelt zich ook weer een vraag vanuit Europa, mede dankzij het succes van cultivars uit Brazilië, italië en Turkije. De Ethiopische aubergine is daarnaast ook heel populair in China, Henan en Yunnan, waar hij overigens vooral medicinaal wordt toegepast.
Het blad wordt vooral gegeten in Kameroen, Nigeria en Oeganda. In sommige streken is het aubergineblad daar zelfs de belangrijkste bladgroente.
In Brazilië kent men cultivars die niet rood kleuren, en eet men ook de roodkleurende vrucht, die men gilo of jiló noemt, het liefst onrijp en groen. De enige in Europa geteelde cultivar, is de Melanza rossa di Rotonda, uit Italië. In aubergine-land Turkije wordt de Turkse, oranje aubergine verbouwd, die merendeels naar Brazilië geëxporteerd wordt. In het noorden India in Manipur wordt zowel de Solanum aethiopicum als de Solanum incanum verbouwd, een auberginesoort dat eveneens in Ethiopië voor komt. Deze 'khamen akhabi' heeft scherpe incisies en een veel bitterder smaak dan de elders geteelde soorten. De Meitei, de grootste bevolkingsgroep in het dun bevolkte Manipur staat erom bekend overwegend rauw voedsel te eten, en eet de khamen akhabi in aanvulling op het dagelijks voedingspatroon, niet als groente.
De Ethiopische aubergine dankt zijn botanische naam aan Linneaus die de plant in de achttiende eeuw in Ethiopië waar nam, waar hij vermoedelijk ook gedomesticeerd is.
De term nataki wordt gebruikt vor de vrucht, maar doelt eigenlijk op het eetbare blad. De onrijpe vruchten worden wel djakattou genoemd.
Niet de vrucht, maar de bloemen en bladeren van de aubergine zijn rijk aan solanine. Eet ze niet.