Een ander gemeenschappelijk kenmerk zijn trichomen, die zorgen voor de verspreiding van de vluchtige aroma's. Er zijn twee typen trichomen, de non-glandulaire trichomen, die geen geurproductie kennen, en de glandulaire trichomen. Trichomen worden gevormd uit epidermale cellen, in de bladeren en de bloemen. De planten uit het salie-geslacht (Salvia) zijn het rijkst voorzien van glandulaire trichomen of "geur-haartjes", zoals zo mooi te zien op de macro-opnamen, gemaakt van de boven- en onderzijde van de Salvia officinalis of echte salie.
Naar hun vorm worden trichomen onderscheiden in peltate trichomen en capitate trichomen. Veelal scheiden capitate trichomen voornamelijk polysacchariden uit, en nauwelijks etherische olie. Peltate trichomen daarentegen zijn zowel de opslag als fabriek van etherische olie.
Als eerste beschreef De Jussieu de familie, die hij de Labiatae orde noemde, in 1789. Tegenwoordig wordt de familie Lamiaceae genoemd, in het Nederlands de Lipbloemigen. De familie is onderverdeeld in onderfamilies, waarvan de Nepetoideae de grootste is. Het grootste geslacht binnnen de familie is de Salvia, de salie.
De familie van de Lipbloemigen is met 220 geslachten en tussen de 3.500 en 7.000 soorten uiterst gevarieerd. Ze omvat eenjarige en overblijvende planten, struiken, struikjes, bomen of klimmers, en ze zijn verbreid over de hele wereld. Zelfs als het op de vruchtvorming aan komt, zien we een uitgebreid scala, van klausen tot bessen, van steenvruchten tot gevleugelde noten. In de keuken kennen we de lipbloemigen vooral van de aromatische kruiden zoals munt, majoraan en basilicum, en meer exotische soorten als shiso en ziziphora.
Veel soorten worden commercieel verbouwd om hun aroma, niet alleen voor consumptie, ook voor de parfumindustrie, zoals Patschulli. Naast de klassieke kruiden omvatten de lipbloemigen de Salvia hispanica, waarvan het zaad (chia) wordt gegeten, de Sideritis (bergthee), en planten waarvan de wortel wordt gegeten, zoals de Soedan aardappel (Plectranthus) en de Chinese artisjok (Stachys).
Gemeenschappelijk hebben de planten van de Lamiaceae de vierkante stengel, aromatische bladeren en de al genoemde lipvormige bloemen.
De lipbloemigen zijn erop uitgerust om in begraasd gebied te groeien, met andere woorden, het oogsten van de plant gaat niet ten koste van de plant, integendeel, is een uitnodiging om opnieuw en uitbundig uit te groeien. Er is geen enkele reden om de plant te rooien om het blad het oogsten, integendeel.
Van slechts enkele soorten andoorn worden de eiwitrijke wortelstokken gegeten. De bekendste is de Japanse andoorn of Chinese artisjok, die enige soort die commercieel voor consumptie verbouwd wordt.
In de Italiaanse keuken staat basilicum voor de verbeelding van 'groen' in de tricolore rood-wit-groene vlag van het land. Hoofdingrediënt in Italiaanse pesto's, smaakmaker in veel pasta's en op veel pizza's.
De citroenmelisse is een duidelijk verwant van de munt (Mentha), met een zachte muntsmaak, gepaard met een al even zachte citroensmaak. Daardoor heel geliefd in dessert zoals ijs.
Het geslacht Lamium of dovenetel kent een aantal soorten waarvan de bladkartels weggekruisd zijn. De bladeren worden vooral in soep gebruikt. Dovenetel en brandnetel zijn overigens twee verschillende plantensoorten, totaal geen familie van elkaar.
Tot het geslacht Lavandula behoren de Engelse en Franse lavendel, waarvan de bladeren en de bloemen gegeten worden en de olie wordt gebruikt in de parfum-industrie.
Planten als de permunt, hertsmunt en akkermunt behoren tot het geslacht Mentha, dat bekend is om zijn etherische olie menthol. Er zijn tussen de 13 en 18 soorten munt.
De Origanum is een geslacht met een groot aantal kruidachtige struiken en struikjes onder de namen majoraan en oregano.
De Perilla (frutescens) is de shiso, bekend van zijn groene of puperen blad, in China vooral in de geneeskunde gebruikt, in Japan onmisbaar in de keuken. Smaakt als munt, en is ook hier bekend, maar dan vooral als kiemgroente.
De Plecantrus groeit vooral op het zuidelijk halfrond en omvat een aantal planten waarvan de wortel of het blad gegeten wordt. Mexicaanse oregano bijvoorbeeld (Plectranthus amboinicus) en de Soedan-aardappel (Plecanthrus rotundifolius).
Rozemarijn is de bekendste soort uit het geslacht Rosmarinus. Karakteristiek zijn de naaldvormige bladeren, die niet af vallen. Onmisbaar in de Italiaanse keuken.
Slechts enkele maanden per jaar is het bonenkruid Satureja te koop, wanneer de blaadjes worden geplukt, juist vordat de plant in bloei gaat. Een vaste combinatie met (tuin)bonen.
De salie ontleent haar naam aan de geslachtsnaam Salvia. Tot de salvia behoort ook het chia-zaad, dat al door de Aztecen verbouwd werd.
Thymus is een plantengeslacht, genoemd naar een geurend hard kruid met fijne blaadjes aan verhoute stengels. Dit kruid, dat gewone tijm of tijm wordt genoemd, bevat een grote hoeveelheid thymol.
Niet zo bekend in het westen is de Ziziphora, waarvan een aantal soorten -met name in Iran - als kruid wordt gebruikt, en de Ziziphora clinopodioides als starter in yoghurt.