De plant is houtachtig en heeft licht behaarde strengels en naaldvormige blaadjes. De blaadjes zijn leerachtig, aan de bovenzijde licht tot donkergroen, aan de onderzijde groengrijs. De lengte van het blad varieert van 1,5 cm tot 3 cm en meer. De plant zich gemakkelijk door stekken vermenigvuldigen.
De rozemarijn is gewoonlijk 30-60 cm hoog, maar kan in het wild uitgroeien tot wel 2 meter. Rozemarijn bloeit vroeg in het voorjaar, soms nog een keer in de herfst. Hij bloeit van wit tot blauw-paars. Het jonge blad wordt kort voor de bloei geoogst, want daarna neemt de smaak danig af. Men oogst daarbij de hele stengel. De blaadjes worden daarna gestript. Omdat de blaadjes hard en taai zijn, dienen deze om gegeten te worden, fijngemaakt te worden. Daartoe dienen de blaadjes gesneden te worden. Met een scherp mes, want kneuzen (of hakken) zorgt ervoor dat de blaadhjes in de verdedigingsstand gaan, waardoor de blaadjes bitter worden.
De smaak en geur van rozemarijn is zoals bij veel kruiden uit deze plantenfamilie mede afhankelijk van de groeiplaats. De kamfersmaken zijn dominant (o.a. eucalyptol en kamferol), met tonen van dennenhars (α-pineen) en citrus. Wanneer je goed proeft, herken je er de andere planten uit de Lamiaceae duidelijk in: een vleugje munt, een vleugje salie en een houtige nasmaak.
Rozemarijn is vers en gedroogd verkrijgbaar, dat laatste in de vorm van takjes (vaak gecombineerd met andere kruiden in de vorm van Herbes de Provence) of gesneden blaadjes.
Rozemarijn gebruik je in uiteenlopende gerechten, van een eenvoudige spinazie tot een wildgerecht, maar gebruik je ook met gevogelte, lamsvlees, steaks, varkensvlees, konijn, vette vis, paddestoelen, peulvruchten , granen en natuurlijk aardappelen, zoals in de klassieker gebakken aardappeltjes met rozemarijn en zwarte peper.
Rozemarijn wordt als infuus gebruikt in olie, maar ook in zoete bereidingen zoals vla (flan), crèmes en confitures.
Doordat de blaadjes dik en leerachtig zijn, behouden ze hun smaak ook tijdens verhitting (bakken of grillen), en is het geen bezwaar, integendeel is het zelfs aan te raden, om de blaadjes al vroeg in een stoofgerecht mee te laten sudderen om de smaak in het gerecht te laten integreren.
Bewaar gedroogde rozemarijn op een koele, donkere en droge plaats.
Bewaar verse takjes rozemarijn zoals andere kruiden aan de steel, gewikkeld in een vochtige doek, verpakt in plastic. Zo houd je de kruiden zeker een week goed. Controleer steeds op rotte blaadjes en steeltjes. Bewaar gedroogde rozemarijn op een droge, donkere plaats. In daglicht loopt de kwaliteit van gedroogde rozemarijn snel terug.
Rozemarijn werd al in de Oudheid als kruid gebruikt. Het is bekend dat rozemarijn als kruid, parfum en medicijn werd gebruikt in het Oude Egypte, in Mesopotamië, maar ook in China en India. Veel geleerden uit de Oudheid beschijven de medicinale werking, onder andere Dioscorides, Plinius en Galen, maar ook in de Arabische literatuur roemt men de medicinale kracht van rozemarijn. Zo zou rozemarijn goed voor de hersenen en het geheugen zijn. Studenten in het Oude Griekenland deden om die reden een takje rozemarijn in hun haar.
Vermoedelijk hebben de Romeinen de plant in noordelijk Europa geïntroduceerd, bewijs daarvoor is er echter niet.
In de Middeleeuwen werd rozemarijn op keizerlijke landgoederen en in kloostertuinen verbouwd, blijkt uit de Capitulare de villis, waarin deze 'rosmarinum' wordt genoemd. De Capitulare de villis is een verordening uit een reeks capitularie die hij schreef, en die behoort tot de pre-800 capitularies, daterend van rond het jaar 795. Karel de Grote schrijft hierin voor hoe de keizerlijke landgoederen moeten worden ingericht, gebruikt en beheerd.
In de Middeleeuwen vervulde rozemarijn een belangrijke rol als beschermer van de lijkendragers. Zij droegen niet alleen een takje rozemarijn, zij wierpen ook in het graf om de verspreiding van de ziekte te voorkomen. Misschien wel daarom werden takjes rozemarijn in de kerk gebruikt als vervanger van wierook en mirre.
Met vierdievenazijn ging men de pest te lijf. Het middel, dat nog altijd verkrijgbaar is, is een extract met een menstrum van rode, witte, appel of gedestilleerde witte azijn en bevat onder meer salie, tijm, lavendel, rozemarijn, en knoflook. Het middeltje zou zijn ontstaan tijdens de pandemische Zwarte dood in de veertiende eeuw, volgens andere bronnen bij een latere epidemie in Frankrijk in de zeventiende eeuw.
Rozemarijn wordt in diverse Europese landen grootschalig verbouwd, onder meer in Spanje, Noord-Afrika (Marokko, Algerije en Tunesië, Italië en Portugal), maar ook in India.
In Australië draagt men twijgjes rozemarijn op Anzac Day op 25 april, een dag waarop gevallen soldaten herinnerd worden. De keuze voor de rozemarijn als symbool van herdenken, grijpt terug op de reputatie van rozemarijn het geheugen te verbeteren.
De naam rozemarijn is afkomstig van het Latijnse rosmarinus, een samenvoeging van dauw (ros) en zee (marinus).
Respecteer het copyright !