De ramp groeit in clusters, dicht opeen. De plant heeft het uiterlijk van een bos- of bladui, maar met twee of drie bladeren. Eén van de meest voorkomende soorten is de Allium tricoccum var tricococcum, met dieprode schacht en bladnerf en brede bladeren, vijf tot zeven cm breed. De Allium tricoccum var burdickii daarentegen heeft een witte schacht, die veel korter is, en minder brede bladeren. Ook de bol van tricoccum-varië is groter.
De plant laat zijn bladeren hangen voordat hij zal bloeien. De bladeren zijn dan ook een typische lente-groente. Alle delen van de plant zijn eetbaar, behalve de bladeren ook de witte schacht en bol. De schachten zijn enigszins zoet van smaak, net als prei, de bladeren hebben een bitter kantje. De bloemen zijn scherp van smaak, als van ui, en worden vooral als (eetbare) garnering gebruikt.
De plant is winterhard, bestand tegen vorst tot 15 graden. De plant groeit vanuit zijn ondergrondse bol in het vroege voorjaar. In maart vormt hij blad, en hij bloeit in juni en juli. De bloemen zijn hermafrodiet, voor de bestuiving is de plant afhankelijk van bijen en andere insecten. In het eerste twee jaar is de opbrengst matig, maar door de plant in het de daaropvogende jaren in de lente te scheuren, vermeerdert hij snel.
Hoewel de ramp op kleine schaal gekweekt wordt, is het bovenal een wilde specialiteit. De duurzame methode is, alleen volgroeide bollen te ooigsten door ze omzichtig van het cluster te scheuren, zodat de rest van de plant in stand blijft. Denk niet dat de pant alleen door verzamelaars wordt geogst, daar houden zich overal in Noord-Amerika ook commerciële bedrijven mee bezig. Het aanbod op de markt is daardoor vrij groot.
Meestal wordt de ramp in zijn geheel gegrilled en uit de hand gegeten, op een vergelijkbare wijze als de Spaanse calcot, maar ramp wordt ook in salades gebruikt.
De bladeren zijn redelijk goed houdbaar, mits niet gewassen en gescheiden van de schacht. Deze, en de bollen, zijn bederfelijker en worden gescheiden van het blad bewaard, tussen droog keukenpapier in de koelkast.
Het groeigebied van de ramp strekt zich uit van Canada tot Iowa. Hij groeit in bossen, met een voorkeur voor hellingen en oevers.
Hoewel ramps vaak geassocieerd worden met de zuidelijke Appalachen, zijn ze te vinden in de meeste hardhoutbossen van Zuid-Georgië tot Manitoba in Canada, waar de plant heel gewild is. In de Appalachen is de plant bedreigd, net als in Maine en op Rhode Island. Rond Quebec geniet de plant inmiddels bescherming. In Arkansas is de plant overigens invasief, het kan verkeren. Hij komt niet voor op de internataioanel lijst van bedreigde plantensoorten van de IUCN.
Ramp is de meest gebruikte benaming voor plant. Het woord betekent 'helling' maar is afgeleid van ramson, de Oud-Engelse meervoudsvorm van hramsa, de Anglo-Saskische benaming voor de verwante daslook. Daarnaast wordt de plant ook wel kleine prei, bosprei en wilde knoflook genoemd.