Het geslacht omvat een tachtigtal plantensoorten, verdeeld over zeven ondergeslachten. De planten worden gekenmerkt door kleine bloempjes (kleiner dan 2 cm) met de karakteristieke vorm van de vlinderbloem. De bladeren zijn geveerd en bestaan uit drie blaadjes. De peulen verschillen per soort sterk, van de soms zeer lange peul van de ogenboon, tot de compacte peul van de bambara.
Hieronder volgt een overzicht met een korte beschrijving van de Vigna-soorten op deze site.
De azuki of adzuki wordt vooral in Oost-Azië verbouwd. Het boontje wordt vooral gebruikt voor het maken van zoete bonenpasta's, en om verwerkt te worden in banket en desserts.
De bambara is één van de drie belangrijkste 'granen' in Afrika, maar hier onbekend. De bambara heeft veel weg van de pinda, en worden vers en gekookt gegeten.
De catjangboon, is nauw verwant aan de kousenband en de zwartoogboon en heeft roodbruine bonen.
Kousenband, ook wel lange boon of aspergeboon genoemd, is één van de drie taxa van de Vigna unguiculata, ook wel de ogenbonen genoemd. Een Chinese variëteit is de rode lange boon.
De mottenboon is een droogtebestendige plant, die vooral op het Indische subcontinent wordt verbouwd, en waarvan alleen de zaden gegeten worden.
Bekender van de kiemgroente taugeh dan als boon is de mungboon, een veelzijdige boon die zowel in hartige als zoete gerechten (onder andere in de vorm van een pasta) wordt gebruikt.
De rijstboon dankt zijjn naam aan zijn langwerpige bonen die aan rijstkorrels doen denken, maar niet perse wit zijn.
Een ander woord voor urdboon is op zijn Indiaas urad dal, een wit boontje met een zwart schilletje. Ongeveer even groot als een mungboon.
Net als de kousenband is de zwartoogboon , een Vigna unguiculata (ogenboon), bekend van de Amerikaanse formatie the Black eyed peas, vernoemd naar de zwartogige boon.
De geslachtsnaam is vernoemd naar Domenica Vigna, een Italiaans botanicus uit de 17e eeuw.