Het geslacht Vigna omvat 90 soorten planten, waaronder de azuki en de mungboon. Deze beide beheersen de markt. Voor gewassen als de mottenboon en de rijstboon is nauwelijks plaats, hoewel beide eveneens zeer eiwitrijk zijn en groeikansen hebben waar andere gewassen het moeilijk hebben.
De mottenboon bijvoorbeeld is bestand tegen droge, hete omstandigheden en groeit in droge en semi-droge gebieden. De optimale temperatuur voor de mottenboon is 24-32°, maar hij hij kan goed tegen hogere temperaturen. Hij verkiest een zandige ondergrond, maar redt zich uitstekend in andere bodemsoorten. Zij karakteristieke vorm maakt hem heel geschikt om geplant te worden tegen erosie, en vooral in gebieden waar droge en natte perioden elkaar afwisselen. De plant behoeft nauwelijks irrigatie.
De mottenboon behoort net als de hiervoor genoemde bonensoorten en de urdboon tot het taxon Ceratotropis. De stam van de mottenboon is nauwelijks een halve meter hoog, maar de takken reiken wel 1 meter 5 ver. Zij houden de ondergrond vochtig, door de verdamping te belemmeren.
De bloemen van de mottenboon zijn helder geel. De peulen zijn relatief klein, zeker voor een Vigna, 5 cm slechts, en bevatten 4-9 zaden. Deze zijn zeer eiwitrijk (tussen 20 en 25%).
Verse azukibonen zie je in West-Europa nauwelijks. Het aanbod aan gedroogde en ingeblikte azukibonen is ruim. Gedroogde adukibonen van Nieuwe band kosten circa &euro 4,00 per kilo (omgerekend).
Behalve de peulen en de zaden worden ook de jonge scheuten (kiemgroente) gegeten. De boon wordt gebruikt zoals de mungboon, en wordt ook tot meel vermalen voor de bereiding van ongegist brood.
De mottenboon wordt behalve op het Indiaas subcontinent in Thailand en elders in Azië verbouwd, en daarbuiten, in delen van Afrika (Sudan, Somalië Eritrea en Botswana), de Verenigde Staten en Cuba. De productie bedraagt wereldwijd 2 miljoen ton, waarvan het leeuwendeel in India wordt verbouwd .
De mottenboon is erg populair in Maharashtra.
Het woord matboon of matkiboon verwijst naar de groeiwijze, die als een deken over de grond ligt. Waarom hij Turkse gram heet, is onduidelijk.
Dat maakt de boon uitermate geschikt om verbouwd te worden in droge en semi-droge gebieden in Azië en Afrika. De groeiwijze maakt het oogsten echter niet bepaald simpel, en er is weinig informatie beschikbaar over de teelttechniek. Dat belemmert een vooralsnog de expansie van de mottenboon.
In India zijn al verbeterde variëteiten ontwikkeld, maat dat is slechts een begin.