De Vigna ceratotropis omvat 24 plantensoorten, waarvan enkele -zoals de Vigna pandeyana - nog maar recent ontdekt zijn. De wilde soorten groeien in uiteenlopende klimaatzones. De urdboon bijvoorbeeld groeit vooral on der tropische omstandigheden op het indiaas subcontinent, de azukiboon in gematigde streken onder meer in Japan, en de rijstboon in subtropische streken.
Het ondergeslacht Ceratotropis is vanuit economisch gezichtspunt de belangrijkste groep eetbare gewassen uit het Vigna-geslacht, in het bijzonder door de volgende vijf soorten:
De azuki of adzuki wordt vooral in Oost-Azië verbouwd. Het is een kleine rode boon, die vooral wordt gebruikt voor het maken van bonenpasta's, die verwerkt worden in banket en desserts.
De mottenboon is een droogtebestendige plant, die vooral op het Indische subcontinent wordt verbouwd, en waarvan alleen de zaden gegeten worden.
Bekender van de kiemgroente taugeh dan als boon is de mungboon, een veelzijdige boon die zowel in hartige als zoete gerechten (onder andere in de vorm van een pasta) wordt gebruikt.
De rijstboon dankt zijjn naam aan zijn langwerpige bonen die aan rijstkorrels doen denken, maar niet perse wit zijn.
Een ander woord voor urdboon is op zijn Indiaas urad dal, een wit boontje met een zwart schilletje. Ongeveer even groot als een mungboon.
De grootste diversiteit treffen we in India aan, waar liefst 24 soorten groeien.
De geslachtsnaam is vernoemd naar Domenica Vigna, een Italiaans botanicus uit de 17e eeuw.