De urdboon is net als linze een plant uit de vlinderbloemenfamilie Fabaceae waartoe de meeste bonensoorten behoren, maar de zaden zijn beduidend groter als die van de linze. Dit broertje van de mungboon (Vigna radiata) is een eenjarige rechtop staande plant. Hij wordt 30-90 cm hoog, afhankelijk van het soort. Hiermee onderscheidt de gecultiveerde urdboon zich van de wilde variëteit (var silverstris), wat een 2-4 meter lange klimplant is.
De urdboon heeft harige bladeren op lange bladstelen en heeft gele bloemen die 1 à 2 maanden na het inzaaien uitkomen, en slechts enkele uren bloeien. De eveneens harige peulen zijn 4 tot 6 cm lang.
De variëteit mungo (Vigna mungo var mungo) bevat zwarte zaden, de variëteit viridis donkergroene. De zaden - iedere peul bevat er 4 tot 10 - zijn circa 4 mm groot en worden net als de plant urdbonen genoemd. Er bestaan naast de zwarte dus ook donkergroene grams. Karakteristiek voor beide is het witte hilum, de navel waarmee het zaad aan de zaadlijst is bevestigd. van binnen zijn de bonen wit.
De peulen zijn tussen 60 en 140 dagen na inzaaien gereed voor oogsten. Net als andere vigna's gedijt de plant bij een gemiddelde temperatuur tussen 25 en 35° in vochtige omstandigheden, en is niet bestand tegen vorst. Hij groeit in India zowel in de zomer als in de winter. De urdboon is geschikt voor combinatieteelt (intercropping), en wordt vaak verbouwd in combinatie met suikerriet, katoen en pinda's.
Verse urdbonen zie je in West-Europa nauwelijks. Het aanbod aan gedroogde urdbonen (en urdmeel) is ruim.
De bonen worden vers gegeten. Ze worden ontvliesd, al dan niet gesplitst en gedroogd. Gedroogde urdbonen worden tot (urd)meel vermalen. Zowel de verse bonen als de producten van gedroogde urdbonen worden veelvuldig gebruikt in de Tamil- en Punjab-keukens van India en Pakistan.
De beroemdste urdbonen komen uit het (kust)district Andhra Pradesh. Behalve in India wordt de urdboon verbouwd in andere delen van tropisch en subtropisch Azië, van Iran tot Japan, onder meer in Thailand, en op enkele plaatsen in Oceanië en Afrika (o.a. Gabon, Congo, Kenia, Oeganda, Zuid-Afrika).
Jaarlijks worden in India 1,3 miljoen ton urdbonen geproduceerd. Thailand produceert een fractie daarvan, 90.000 ton, welke merendeels naar japan geëporteerd wordt om ze te laten kiemen. Japanners prefereren deze spruiten (moyashi) boven die van mungbonen (taugé).
Het woord urd is afgeleid van het Hindi 'urad'. In India is de boon onder tal van streekeigen namen bekend.
Van urdmeel (op de foto 'zwarte' gram) worden ook papadums gemaakt.