De kaffir is een gemiddeld 5-6 meter hoge, groenblijvende boom met doornige takken. De boom geeft vruchten van de late winter tot het vroege voorjaar. De grillig gevormde vruchten worden zo'n 7 cm groot, en bevatten 10-12 segmenten (partjes), die zeer zuur en zelfs bitter smaken. Het sap van de kaffir is zo zuur, dat de vrucht vrijwel oneetbaar is.
Maar de blaadjes zijn dat wel. Ze lijken aaneengeregen te zijn, telkens twee blaadjes aan een stokje. Echter, het onderste blaadje is geen blaadje, maar een gevleugelde bladsteel, ongeveer even groot als het blad zelf. Daardoor lijken het twee blaadjes.
De kaffir limoen kent minder ingeburgerde namen, zoals de Makrut limoen of de Mauritius papeda, ze worden nauwelijks gebezigd. De laatste is in botanisch opzicht de meest juiste naam, de kaffir is immers geen limoen, maar een papeda.
Uit een kruising met de Kalamansi (Citrus microcarpa, een kumquat) is in Maleisië de merdeka limoen ontwikkeld. Hij heeft alle kenmerken van de kaffir limoen, maari s nog geuriger.
De vrucht is onder andere als Djuruk limo verkrijgbaar, onder andere bij 'Amazing oriental'. Blaadjes zijn zowel vers als gedroogd het hele jaar door verkrijgbaar (Indonesch: Daun djuruk purut).
De schil kan geraspt worden, om de zeste te gebruiken in Thaise of Laotiaanse gerechten, maar pas op het wit niet mee te raspen, dat is bitter.
Kaffirblaadjes zijn stevig, en je ze het liefst laten pruttelen om zacht te worden. Dat gaat ten koste van het aroma, dat terug loopt naar mate het blad langer kookt. De beste manier om kaffirblad te gebruiken is door de blaadjes (of een stapeltje blaadjes) strak op te rollen en met een scherp mes onder 45 graden in dunne reepjes te snijden. Daardoor komt het aroma goe vrij en garen ze gemakkelijker.
In de koelkast blijven de blaadjes zeker 2 weken goed. Zowel de vrucht, de rasp als de blaadjes kunnen ingevroren worden.
Meer waarschijnlijk is zijn oorsprong Indonesië, maar ook dat is niet zeker. Men denkt aan het eiland Sumbawa, vandaar benamingen als combawa, cumbava en cumbaba. De belangrijkste teeltgebieden zijn momenteel genoemde landen en Sri Lanka.
Het woord kaffir is afkomstig van 'kaffer', ongelovige in het Arabisch. Het woord is het best bekend als de denigrerende benaming voor inheemse bewoners van Zuid-Afrika, gebruikt door de blanke immigranten. De toepassing van het woord op de limoen is ingegeven doordat men de citrus hystrix inferieur aan andere limoenen beschouwde, dat ook was, totdat men de unieke smaak van zijjn olie en bladeren ontdekte.
De Mauritius papeda dankt zijn naam aan de botanicus De Polle die zaden van de citrus hystrix uit Mauritius gebruikte in zijn tuin in het Franse Montpellier. Hij veronderstelde dat de bomen die daar in het wild groeiden, daar hun oorsprong hadden, niet wetende dat de plant ook daar is ingevoerd.
De geraspte schil van de kaffir limoen wordt vaak gebruikt in currypasta's uit Laos en Thailand, en in Creoolse gerechten. De bladeren wortden onder meer gebruikt in de Thaise Tom yum, de Cambodjaanse krueng en de Indonesische Soto ajam.
Geen betrouwbare of volledige informatie beschikbaar.