Inmiddels weten we beter, en is de verse vijg een vertrouwd product geworden, dat niet alleen in de speciaalzaak te koop is, maar algemeen verkrijgbaar. Dit artikel gaat over de gewone vijg, de Ficus carica en zijn vrucht, die ook vijg wordt genoemd. In een afzonderlijk artikel beschjrijven we ook de culinaire aspecten van het vijgenblad.
Hoewel er naast de gewone vijgook een wilde vijg - Ficus sycomorus - bestaat, wil dat niet zeggen dat de gewone vijg niet ook in het wild voor komt. dat is namelijk het geval. Op de internationale rode lijst van de IUCN is van de wilde, gewone vijg vermeld dat er geen signalen zijn dat de plant ergens ter wereld bedreigd wordt, en is daarom in deze lijst opgenomen als "least concern". Hij is ook nergens als invasief bekend.
De gewone vijg is een vruchtdragende subtropische boom in het geslacht Ficus in de moerbeifamilie (Moraceae). Er zijn honderden soorten bekend, een tiental smyrnavijgen en een twintigtal caprivijgen. Over het onderscheid later. Alleen caprivijgen hebben drie oogsten per jaar, de overige kennen twee oogsten, waarvan de tweede de smakelijkste oogst op levert.
De volgende tekst is de opmaat voor de artikelen over de verschillende soorten in Europa vertrouwde gewone consumptievijg. Dat is één van de drie soorten eetbare vijgen, naast de hier beschreven Ficus carica, ook de Ficus racemosa of clustervijg en de al genoemde Ficus sycomorus, de wilde vijg.
De Ficus carica wordt zelden hoger dan tien meter, en houdt het midden tussen een struik en een boom. Hij houdt van droogte en van zon, en groeit ook op arme grond. Een vijgenboom heeft een wortelstelsel waarmee hij ook diep gelegen grondwater kan bereiken, en zelfs in hardere ondergronden. Doordat de bladeren dik en leerachtig zijn, houden ze het vocht lang vast. Daarom voelt de vijg zich uitstekend bij het klimaat in het Midden-oosten en de Middellandse zee
De gewone vijg vertakt al laag bij de grond, en zijn takken zijn grillig gebogen. De stam is grijsbruin. De bladeren zijn aanvankelijk dicht behaard, maar dat verdwijnt. Er zijn vier typen blad, het niet-gelobde blad en bladeren met drie, vijf of zeven lobben (San pedro), waarvan de middelste de langste is.
De vijgenboom kent twee seksuele verschijningsvormen, de mannelijke Capri-vijg (Ficus carica sylvestris), en de vrouwelijke (eetbare) gewone vijg. De eerste bevat zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen maar gedraagt zich volledig mannelijk, door pollen te vormen. De vruchten van de mannelijke vijgenboom zijn weliswaar eetbaar, maar worden niet gegeten, vanwege die pollen en vanwege de symbiose met de vijgwesp. De mannelijke syconia bevatten behalve pollen in de regel ook vijgwespen, het enige insect dat zorgt voor de voortplanting van de boom. Geen smakelijk vooruitzicht. Daarom worden deze vijgen wel aan geiten gevoerd (daaraan ontlenen ze naam caprivijgen), maar niet door mensen gegeten. De vrouwelijke vruchten wel.
Lees het artikel over de bevruchting van vijgen, caprificatie genoemd.
Vijgen zijn schijnvruchten, ook wel samengestelde vruchten genoemd. De bloempjes zijn miniscuul klein en bevinden zich onzichtbaar voor het oog in een hol vat (de bloembodem of syconium, mv syconia) dat aan het einde open is. Deze opening, het oog of ostiool genoemd, dient als toegang voor de vijgenwesp die er haar eitjes legt (in de mannelijke vrucht) of de vrouwelijke bloempjes bestuift.
Na de bevruchting groeien de vrouwelijke bloempjes uit tot zaden, alkenen, die in het vat blijven. Tezamen vormen deze zaden de vrucht, die afhankelijk van de variëteit 4-8 cm groot is. Wanneer de vrucht rijpt, verandert hij van kleur, soms naar donkerbruin, soms paars, maar er zijn ook lichtgroene vijgen. De rijpe vrucht valt niet af, maar barst open.
Zowel de verse als de gedroogde vijg zijn algemeen en het hele jaar door verkrijgbaar. De aanvoerperioden van vijgen uit verschillende regio's sluiten op elkaar aan, waardoor we van oktober topt november vijgen uit het Middellandse zeegebied kunnen kopen, en gedurende de rest van het jaar vijgen van het zuidelijk halfrond, zoals uit Brazilië en Mexico.
Gedroogde vijgen komen vaak uit Turkije.
De 'schil' wordt niet rauw gegeten, wel in de gekonfijte vorm. Om de vrucht als handfruit te eten, maak je eerst een opening aan de puntige kant. Vervolgens neem je de vrucht met de platte kant naar onderen in beide handen en zuig je, terwijl je het het vruchtvlees door de opening naar buiten drukt, het vruchtvlees uit de vijg. Natuurlijk kun je het er ook uit drukken en lepelen.
Vijgen worden in zoete en hartige gerechten gebruikt en lenen zich heel goed voor warme bereidingen. In dat laatste geval kan de schil gerust om de vrucht blijven.
De vruchten worden plukrijp geoogst en vervoerd bij 0-4° bij een relatieve luchtvochtigheid van 90%. Bewaar vijgen na aankoop eveneens bij 0-4° en een hoge luchtvochtigheid. Ze zijn dan (hoogstens) een week houdbaar.
De verse vijg is zeer gevoelig voor schimmel.
In de Jordaanvallei, niet ver van Jericho, zijn vondsten gedaan van parthenocarpe vijgen, d.w.z. vruchten zonder zaad, die dateren uit het negende millenium voor Christus. De vijg komt van oorsprong uit Caria, een streek in Klein-Azië tussen de Middellandse zee en de Zwarte zee in, ongeveer gelegen op de plaats van de huidige regio Caria in Turkije.
De Sage van Gilgamesh geeft een kijkje in de landbouw in Mesopotamië in het derde millenium voor Christus. Onder de Sumerische koning Gilgamesh van Uruk was er een geavanceerd systeem van waterbassins en kanalen, en hield men er runderen en schapen en verbouwde men tarwe, gerst, druiven en olijven. Ook vijgen, maar die werden in die tijd als exotisch en zeldzaam beschouwd.
In latere documenten, zoals de belangrijke Codex Hammurabi, éën van de gevonden wetboeken van de zesde Babylonische koning Hammurabi uit het midden van de achttiende eeuw voor Christus, worden vijgen niet genoemd. In het zich expanderende Rijk van Sargon (24e tot 23e eeuw voor Christus) met als hoofdstad Babylon worden vijgen voor het eerst weer genoemd. Het Sargonrijk strekte zich uit van het Middellandse Zeegebied (het huidige Libanon) tot Nimrud in het Noorden van Irak. Koning Assumasirpal II haalde halverwege de negende eeuw voor Christus planten uit andere streken naar Mesopotamië, waaronder de vijg. Op een bronzen band die onderdeel uit maakte van een pilaar van de Shamash tempel in Dur-Sharrukin, het fort van Sargon II in Khorsabad, staan onderin een vijgenboom afgebeeld en een gedeelte van een ploeg. Op dat moment was de vijg al bekend in Egypte en Palestina.
De ontdekking van vijgen in ruïnes uit de naburige koninkrijken Babylonië en Assyrië, waar de vijg tittu werd genoemd, rechtvaardigt de conclusie dat ze ook in het oude Perzië bekend waren en gegeten werden. De oudste bewaard gebleven naam voor de vijg is in Midden-Perzisch anjīr, genoemd als een van de tien soorten vruchten "waarvan zowel de buiten- als de binnenkant eetbaar zijn". Vermoedelijk werd de vijg tijdens de Sasanische dynastie (224 tot 651 n.Chr) in Perzië geteeld en zou de vijgenteelt zich al in die tijd vanuit Iran in oostelijke richting naar India en zelfs China hebben verplaatst hebben.
Deze theorie staat haaks op de theorie dat de vijg - pas later- in India geïntroduceerd zou zijn, door de Mohammedanen. Pas in de negende eeuw tijdens de vroege Tang-dynastie zou China kennis gemaakt hebben met de gedroogde vijg, en pas halverwege de zestiende eeuw zouden aan de Yangtze de eerste vijgenbomen zijn geplant. De vroegere verspreiding van de vijgenteelt naar India en naar China wordt ondersteund door de taal. In diverse Indiase talen wordt de vijg net als in Perzië anjīr genoemd en een van de oude Chinese woorden ervoor is a-ži, overeenkomend met een Iraanse n-loze naam voor de vijg.
De vijg in de islamitische tijd
In de werken van sommige middeleeuwse Arabische of Perzische auteurs wordt de teelt en verzorging van vijgenbomen uitgebreid beschreven. Daaruit blijkt dat er met succes werd geëxperimenteerd met het enten van de vijg op de moerbeiboom, uit dezelfde Moraceae familie, resuloterend in witte, zwarte, rode en gele vijgen.
Rond de tijd van de opkomst van de Sassaniden in de derde eeuw na Christus was het Romeinse Rijk de dominante macht in het Midden-Oosten. Iran lag aan de oostelijke periferie van de Romeinse macht. Zo leerden de Romeinen de vijg kennen en waarderen. Voor hen was de vijg alledaags voedsel. Ze gebruikten de vijg bovendien om ganzen vet te mesten voor hun voorloper van foie gras.
De vijg werd gaandeweg op vrijwel het gehele subtropische noordelijk halfrond verbouwd, en vanaf de vijftiende eeuw ook in de delen noordelijker Europa (de wijngebieden van Zwitserland en Duitsland) en in Zuid-Amerika.
De commerciële productie van vijgen is relatief jong, is pas aan het begin van de twintigste eeuw begonnen. Jaarlijks worden tegenwoordig wereldwijd ruim 1 miljoen ton vijgen geproduceerd. Turkije en Egypte zijn de belangrijkste producenten. Turkije produceert jaarlijks 5,5 miljoen vijgen, Egypte ruim 4 miljoen. Marokko, Algerije en Iran volgen op respectabele afstand.
De geslachtsnaam Ficus die aan het geslacht is gegeven door Linnaeus, is afgeleid van het Hebreeuwse 'pagh' wat halfrijpe vijg betekent. In de prehistorie werd de boom door de in Griekenland wonende Pelasgi 'fik' genoemd.
In het Chinees wordt de vijg 'vrucht zonder bloem' genoemd vanwege de voor het oog onzichtbare bloemen.
Het is één van de weinige bomen waarvan de naam en de vrucht in veel talen verschillend is. In Spanje bijvoorbeeld heet de boom higuera of figuera.
Voor de Egyptenaren waren de vruchten onder meer het symbool voor overvloed en de Romeinen offerden het melksap van de (wilde) vijg aan Juno. De vijg is de eerste boom die in de bijbel wordt genoemd, en in Genesis 3:7 staat beschreven dat Adam en Eva schorten maakten van vijgenbladeren om hun naaktheid te bedekken.
Van Michelangelo's Laatste oordeel in de Sixtijnse kapel in Rome is bekend dat deze door Daniele de Volterra is overgeschilderd met vijgenbladeren over de door Michelangelo geschilderde genitalia. Dat was al eerder het gebruik in de Renaissance van het Noorden, en beperkte zich niet tot schilderijen. Ook beelden moesten er aan geloven.
Er zijn drie typen vijgen: het Smyrna-type (smyrniaca) zoals de Sari lop, het Adriatische type (hortensis) zoals de Kadota en de Brown Turkey, en het San Pedro type (intermedia), zoals de San Pedro miro. Het verschil tussen deze drie typen schuilt in de vruchtvorming. De Smyrnavijg dient in alle gevallen bevrucht te worden (vijgwesp), de gewone vijg niet (is parthenocarp). De San Pedro geeft een eerste oogst zonder bevruchting, een tweede oogst na bevruchting. Ook daarvoor is de vijgwesp nodig.
De Celeste is een zoete, aromatische vijg die ook als parthenocarpe vrucht verkrijgbaar is (zonder zaden). Die met zaden zijn smaakvoller. Hij is donkerpaars en heeft roze vruchtvlees. Andere benamingen zijn Malta en suikervijg. De Celestes komen uit Brazilië, Californië of Mexico.
De Brown Turkey komt zoals de naam doet vermoeden uit Turkije, maar ook uit Italië en Californië. Het zijn kleine vijgen, 4-6 cm groot met een roodbruine schil en paars vruchtvlees. Ze zijn heel zoet en sappig en bijzonder geschikt voor conserven. Is de meest verkochte vijg in Nederland.
De geelgroene dottato is een Italiaanse vijg met een nootachtige smaak. Het vruchtvlees is wit (dottato bianci) tot paars en bevat al dan niet zaden. In het laatste geval gaat het om de parthenocarpe vrucht. Beroemde dottato's zijn de Fichi di Cosenza en de Fico bianco del Cliento.
Deze goudgele Smyrnavijg is de Ficus carica calimyrna of Sarilop, een zoete, aromatische vijg. De vrucht barst gemakkelijk open bij rijping.
De bloempjes in het synocium zijn met de buitenwereld verbonden door een 'oog' een kanaal, dat het ostiool wordt genoemd. Het oog dient als toegang voor het enige insect dat de vijg bestuift, de kleine vijgwesp.
De vijgenboom kent twee seksuele verschijningsvormen, de mannelijke Capri-vijg, en de vrouwelijke eetbare vijg. De eerste bevat zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen maar gedraagt zich volledig mannelijk, door pollen te vormen. De wesp legt haar eitjes uitsluitend in de mannelijke syconia, deze Caprivijg. Wanneer deze eitjes uit komen, bevruchten de mannetjes de vrouwtjes en sterven kort daarop. Zoals op bovenstaande foto goed te zien is, ontwikkelen de wespenlarven zich in een pollenrijke omgeving. De pollen zijn goudkleurig en bevinden zich onderweg naarthet ostiool. Wanneer de wespjes uitkomen, verlaten ze het synocium langs dezelfde weg als langs welke ze kwamen, het ostiool, op de foto aan de rechterzijde.
Aan hun poten dragen de wespjes stuifmeel. Het is hun taak het stuifmeel naar de vrouwelijke syconia van de eetbare vijg te brengen en de bloempjes te bevruchten. Eitjes leggen zoals in de mannelijke syconia, is er nu niet bij.
Dit is het bevruchtingsproces van de vijg in een notendop. En hier wordt het ingewikkeld. In de natuur namelijk is de verhouding tussen Caprivijgen en vrouwelijke vijgen redelijk in evenwicht. In de vijgenteelt is die verhouding gemiddeld genomen scheef getrokken. De productievijgen zijn in overtal, de Caprivijgen in ondertal. Daarmee komt de bevruchting en dus de vruchtvorming in gevaar.
Daartoe is een techniek ontwikkeld die al sedert eeuwen wordt toegepast. Deze techniek is gebaseerd op de profichi, de Italiaanse benaming voor takjes met vruchten van een Caprivijg die worden ingezet om de productievijg te bevruchten. Het proces wordt caprificatie genoemd. Met deze techniek volstaat een verhouding tussen Caprivijgen en productievijgen van 1:20.
Iedere Capriboom levert enkele honderden profichi's. Zodra de producerende vijg daar gereed voor is, de bloempjes ontvankelijk voor bevruchting, het oog van de synocia open, worden twee maal per week enkele tientallen profichi's in de boom gehangen. In Syrië doet men het nog anders, daar combineert men een perceel caprivijgen temidden van de productievijgen met de profichi-techniek.
Hoe anders ging dat in Frankrijk waar na de Tweede wereldoorlog begonnen is met de vijgenteelt in de regio Solliès-Pont in de buurt van Toulon aan de zuidkust. Deze verving de kersenteelt in de regio toen deze na de Tweede wereldoorlog niet meer lonend bleek. Er lag geen plan aan ten grondslag, de meeste vijgen plukte men van bomen die er spontaan groeiden. De boeren negeerden de bomen die geen bruikbare vruchten gaven, de helft van de bomen zo ongeveer. Dat waren de Caprivijgen. Van caprificatie hadden ze nog nooit gehoord.
Vijgen zijn rijk aan mineralen en bevatten vitamine A, E en K. Daarnaast bevatten ze organische zuren, zoals oxaalzuur, dat we niet in te grote dosering moeten nuttigen.
Een gemiddelde vijg (40-50 gram) bevat 9 mg oxaalzuur, omgerekend circa 20 mg per 100 gram. Zie voor de voedingswaarde van gedroogde vijgen, het artikel daarover.
De vijg is bovendien een belangrijke bron van fenolische verbindingen zoals proanthocyanidine en coumarine.