De vijgenboom kent twee seksuele verschijningsvormen, de mannelijke Capri-vijg (Ficus carica sylvestris), en de vrouwelijke (eetbare) gewone vijg. De eerste bevat zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen maar gedraagt zich volledig mannelijk, door pollen te vormen. De vruchten van de mannelijke vijgenboom zijn weliswaar eetbaar, maar worden niet gegeten, vanwege die pollen en vanwege de symbiose met de vijgwesp. De mannelijke syconia bevatten behalve pollen in de regel ook vijgwespen, het enige insect dat zorgt voor de voortplanting van de boom. Geen smakelijk vooruitzicht. Daarom worden deze vijgen wel aan geiten gevoerd (daaraan ontlenen ze naam caprivijgen), maar niet door mensen gegeten. De vrouwelijke vruchten wel.
Ieder seizoen kent drie oogsteperioden van de caprivijg: de profichi op het hout van vorig jaar, in de late lente of vroege zomer rijpend, de mammoni - de tweede oogst tegelijkertijd met de (vrouwelijke) hoofdoogst, en de mamme, waarin de vijgenwesp overwintert.
De bloempjes in het synocium van de vijgenvrucht zijn met de buitenwereld verbonden door een 'oog', een kanaal dat het ostiool wordt genoemd. Dit kanaal dient als toegang voor het enige insect dat de vijg bestuift, de vijgwesp, een verzamelnaam want elke vijgensoort heeft zijn eigen unieke vijgenwespensoort, er zijn wereldwijd zo'n 900 wespen onder deze noemer.
Het vrouwtje legt haar eitjes in de broedkamers voor de vijgenwespen die bekend staan als galbloemen. De blinde, vleugelloze mannelijke wespen kruipen als eerste uit hun broedkamer en gaan op zoek naar één of meer 'gallen' met een vrouwtje erin. Wanneer hij er één vindt, kauwt hij er een gat in en paart met het vrouwtje, nog voor ze is uitgekomen. In veel gevallen graaft het mannetje ook een ontsnappingstunnel voor het vrouwtje, dat via de tunnel of via ostiool ontsnapt om in een andere vijg eitjes te leggen. De taak van het mannetje zit erop. Hij sterft, zijn hele, korte leven in die ene vijg doorgebracht hebbende.
De vrouwelijke vijgwespen dragen zowel stuifmeel als eieren. Als de uitgevlogen vrouwelijke wesp eerst een ontvankelijke mannelijke vijg vindt, legt ze één ei in elke galbloem en sterft dan. Als de vrouwelijke wesp eerst een ontvankelijke vrouwelijke vijg vindt, zal ze daar haar stuifmeel afzetten en vervolgens sterven.
En daarmee is de cirkel rond. Dit zijn het bestuivingsproces van de vijg en de oevenscyclus van de vijgenwesp in een notendop. En hier wordt het ingewikkeld. In de natuur namelijk is de verhouding tussen caprivijgen en vrouwelijke vijgen redelijk in evenwicht. In de vijgenteelt is die verhouding gemiddeld genomen scheef. De vrouwelijke productievijgen zijn in overtal, de caprivijgen in ondertal. Daarmee komt de bevruchting en dus de vruchtvorming in gevaar.
Daartoe is een techniek ontwikkeld die al sedert eeuwen wordt toegepast. Deze techniek is gebaseerd op gebruik van de profichi, de Italiaanse benaming voor de eerste oogst caprivijgen. Losse vijgen worden aan een touwtje, in een netje of aan een tak verspreid over de plantage om ook de wespen te spreiden en te stimuleren dat alle vrouwelijke vruchten bestoven worden. Ditt proces wordt caprificatie genoemd. Met deze techniek volstaat een verhouding tussen caprivijgen en productievijgen van 1:20.
Iedere capriboom levert enkele honderden profichi's. Zodra de producerende vijg daar gereed voor is, de bloempjes ontvankelijk voor bevruchting, het oog van de synocia open, worden twee maal per week enkele tientallen profichi's in de boom gehangen. In Syrië doet men het nog anders, daar combineert men een perceel caprivijgen temidden van de productievijgen met de profichi-techniek.
Hoe anders ging dat in Frankrijk waar na de Tweede wereldoorlog begonnen is met de vijgenteelt in de regio Solliès-Pont in de buurt van Toulon aan de zuidkust. Deze verving de kersenteelt in de regio toen deze na de Tweede wereldoorlog niet meer lonend bleek. Er lag geen plan aan ten grondslag, de meeste vijgen plukte men van bomen die er spontaan groeiden. De boeren negeerden de bomen die geen bruikbare vruchten gaven, de helft van de bomen zo ongeveer. Dat waren de caprivijgen. Van caprificatie hadden ze nog nooit gehoord.