De Calabacita is een vijg die vooral in de Spaanse Extremadura wordt verbouwd. Het een gewone vijg (Ficus carica ), met een zeer dunne schil. Vanwege die dunne schil is de pajarero niet geschikt om als vers fruit verhandeld te worden. Nagenoeg de gehele oogst wordt daarom gedroogd. De eerste fase van droging vindt plaats aan de boom. Daarna worden ze geplukt en verwerkt in gespecialiseerde drogerijen.
Er gaan 130-200 pajarero's in een kilogram, tegen 60 à 100 Cuello's.
Eén van de bekendste calabacita's is de Higo el Pajarero, afkomstig van een familiebedrijf dat vanuit haar hoofdkwartier in Barcelona verantwoordelijk is voor de export van 1 miljoen pajarero-vijgen per jaar. De vijgen worden in de Extremadura verbouwd, bewerkt in Badajoz nabij de Portugese grens, en verpakt en verhandeld vanuit de Catalonische hoofdstad. Een ander bedrijf is Ecoficus, dat zich op 36 hectare plantage gespecialiseerd heeft in de biologische pajarero, goed voor 10.000 kilogram calabacita's, meer dan 1,5 miljoen stuks.
Het centrum van de teelt ligt in de Extremadura, in het bijzonder in het zuidelijk deel van de provincie Cáceres. In de Moorse tijd noemde men de bevolking het 'vijgenvolk'. Nu, een millenium later, is de streek rond Almoharín één van de belangrijkste teeltgebieden in Spanje.
Vijgen zijn rijk aan mineralen en bevatten vitamine A, E en K. Daarnaast bevatten ze oxaalzuur, dat we niet in te grote dosering moeten nuttigen. Een gemiddelde vijg (40-50 gram) bevat 9 mg oxaalzuur, omgerekend circa 20 mg per 100 gram.
Om de vijgen houdbaar te maken wordt bij het drogen zwaveldioxide gebruikt, althans in de regel. Een alternatief is de vijgen in de oven te sterilseren, zoals bij de Fico di Cosenza gebeurt.