De botanische benaming van Silṭimur (ook geschreven als siltimur of sil-timur) is Lindera neesiana of fruticosa. De Nepalese benaming doet vermoeden dan de Silṭimur verwant is aan de 'citruspepers' van het geslacht Zanthoxylum (szechuan, sansho en (raye) timur) maar dat is niet het geval, er is zelfs geen enkele botanische verwantschap. Silṭimur bevat zelfs geen scherpe stof.
De Lindera neesiana is één van twee Lindera's met aromatische besjes. De andere is de Lindera benzoin, die in Noord-Amerika voor komt en daar 'spicebush' wordt genoemd. De gedroogde besjes worden wel als alternatief voor piment gebruikt.
De Lindera neesiana groeit in de Himalaya op hoogten tussen 1.800 en 2.800 meter. Het is een 5-6 meter hoge struik of boom die soms groenblijvend, soms bladverliezend is. Hij heeft langwerpige, leerachtige bladeren. Een struik draagt mannelijke of vrouwelijke bloemen, nooit beide.
De plant bloeit in april. De bloeiwijze bestaat uit pseudo-schermen van 3 tot 15 groengele bloempjes op nieuwe uitlopers. De vruchtjes staan op een glad-gerande of getande beker en zijn 6-8 mm groot. Ze zijn vrijwel rond. De besjes rijpen van mei tot augustus van donkergroen naar rood. Door droging worden de besjes diepbruin tot zwart, zoals bij peper het geval is. Ze bevatten één zaadje.
De takjes bevatten een grote hoeveelheid myristicine, en geuren naar nootmuskaat. De besjes bevatten veel aromatische (etherische) olie, waarvan de meest smaak- en geurbepalende zijn:
Daarnaast bevat de etherische olie in de besjes nog vijfendertig andere stoffen, waaronder sassafras, myristicine (4,4%) en elemicine (1,4%), vandaar de smaakverwantschap met nootmuskaat.
Siltimur is geen algemeen verkrijgbaar artikel, is alleen bij een enkele gespecialiseerde specerijenwinkel te koop.
De besjes worden in Nepal gekauwd als medicijn, onder andere tegen kiespijn, net als raye timur, en tegen diarree. Ze worden in hun geheel gebruikt in stoofgerechten, en gemalen vooral in groentensoep, zoete gerechten, gebak en desserts. Siltimur combineert uitstekend met schaaldieren, paddestoelen en wit vlees.
Bewaar de besjes koel en donker in een goed afgesloten verpakking.
De plant groeit in de Himalaya-zone tot op 2800 meter hoogte, in de droge bosgebieden van Myanmar tot een hoogte van 1.800 meter.
Op de Internationale Rode lijst van bedreigde planten en dieren is de Lindera neesiana aangemerkt als Least concern: "This tree species has a very wide distribution, large population, is not currently experiencing any major threats and no significant future threats have been identified. This species is therefore assessed as Least Concern."
De plant wordt in het Nepalees sila ṭimura, Pahenlo Khapate of Kattaa basi genoemd. Boke ṭimura (बोके टिमूर) is een regelmatig gebruikte, maar onjuiste benaming; hiermee wordt een andere schijnpeper bedoeld, de szechuanpeper Zanthoxylum acanthopodium, beter bekend als andaliman, verwant aan de Nepalese (raye) ṭimura. De in het westen meest gebruikte benaming siltimur is afgeleid van het Nepalese benaming, en wordt geschreven met of zonder verbindingsstreep. De Chinese benaming lü ye gan jiang is onduidelijk, gan jiang 干姜 betekent gedroogde (gember)wortel.
In het Nederlands worden bomen en struiken van de Lindera gewoonlijk alle koortsstruik genoemd.