Het moet gezegd, de bladeren van de Russische neef zijn zoeter en zijn malser. Boerenkool is een wintergroente, die helemaal geen wintergroente is, maar het liefst in de winter wordt gegeten. De uitbundig, breed kroesende bladeren worden al dan niet met steel (nerf) fijngesneden vooral in stamppot gegeten, de wereldberoemde 'boerenkool met (rook)worst'.
Om aan de grote binnenlandse vraag naar gesneden boerenkool te voldoen heeft de agrarische industrie een klein soort ontwikkeld, de dwergboerenkool, die gemaaid kan worden, weinig nerf heeft, en al aan het einde van de zomer geoogst kan worden. Deze soort kan trouwens niet tegen vorst.
De echte (struik)boerenkool daarentegen, kan vanaf september geoogst worden, en gedurende de winter, tot maart toe. Daartoe zaait men boerenkool rond mei/juni uit voor de herfstoogst en in juni/juli voor de winterteelt.
Boerenkool is lid van de koolfamilie Brassica oleracea, van het ondersoort Acephala (wat 'zonder hoofd' betekent), waartoe ook de voor ons exotische 'collard greens' en duizendkoppige kool horen en de Waalse Chou de Jalhay. Zij vormen géén kool.
Hoewel voor veel Nederlanders boerenkool een voorgesneden groente in een zakje is, en je wanneer je op straat loopt met een prachtige bos boerenkool wordt aangekeken alsof je zojuist een exotische plant bij de bloemist hebt gekocht, is en was boerenkool een groente die je vers gegeten moet hebben.
Controleer de uiteinden van de bladeren en de uiteinden van de stelen op versheid. Wanneer ze vorstschade hebben ondervonden, zullen ze verwelkt zijn.
Let op: de stengels van boerenkool kunnen nogal houtachtigzijn, zeker de uiteinden. Snijd deze weg. Wanneer je de bladeren van de stelen ritst, kun je er voor kiezen alleen het blad te bereiden, maar ook om de malse gedeelten van de stelen fijn te snijden en apart (langer dan het blad) te koken, wokken of stomen.
Boerenkool kan goed bewaard worden in een gesloten zak tegen uitdroging en in de koelkast.
Deze ondersoort werd al door de Grieken en Romeinen verbouwd. De boerenkool komt voor in Duitse kruidenboeken uit de zestiende en zeventiende eeuw, maar dan moet je denken aan de oude variëteit die momenteel weer volop in de belangstelling staat, de Oldenburger of Oostfriese palmkool.
Boerenkool wordt verbouwd in zijn 'natuurlijke' omgeving, Nederland en Duitsland, maar ook Noord-Amerika, Oost- en West-Afrika.
Waarom deze kool boerenkool wordt genoemd, is onduidelijk. De eerste optekening van het woord dateert uit de zeventiende eeuw, en wordt nog zonder verbindings-n geschreven. Een andere term voor boerenkool was boerenmoes of -maus.
Het Meertensinstituut tekent vele, vele andere namen voor boerenkool in Nederlandse dialecten op, waaronder het Groningse bladjemous. Een interessante site waarin van veel planten de streekbenamingen zijn opgetekend. Een aanrader.
Boerenkool zit barstensvol vitaminen en mineralen. Meer vitamine C dan hetzelfde gewicht aan sinaasappel bijvoorbeeld, maar ook veel B6 en K. Daarnaast zitten in boerenkool veel antioxidanten en glucosinolaten, phytochemicaliën zoals luteïne en sulforafaan. Stomen en roerbakken leidt tot geen noemenswaardig verlies aan glucosinolaten en phytochemicaliën. Bij koken en blancheren lekt er veel van weg in het kookvocht.
Respecteer het copyright !