Beide kolen worden vanouds verbouwd in het noorden van Portugal en het aangrenzende Spaans Galicië en in gebieden waar de Portugezen en galiciërs in het verleden hun invloed deden gelden. De couve galega wordt ook wel de berza of versa genoemd, wat groene kool betekent.
Beide bladkolen groeien in rozetvorm op een ranke, maar sterke stengel of stronk. Net als de cavolo nero kan de kool blad voor blad geoogst worden (plukkool). De bladeren van de couve galega zijn groot en hebben een dikke, vlezige nerf. Het blad zelf is minder dik dan dat van de couve trinchuda. De plant wordt wel een meter hoog.
De couve galega heeft een rijke historie die terug voert tot halverwege de vijftiende eeuw. De lange geschiedenis heeft veel variaties op dit landras opgeleverd, ook qua bladvorm, onder meer de penca de Chaves, de Gloriá de Portugal, de couve Marciana en de couve do Algarve.
De bladeren zijn sappig en zoet. De nerven van volgroeid bladeren zijn erg vezelig en worden daarom niet gegeten. Verwijder ze, en rol de bladeren op, om ze fijn te kunnen snijden. Hoe fijner, hoe beter. Van jonge bladeren kunnen de nerven wel gegeten worden. Ook deze worden fijngesneden. Het jonge blad zelf kan rauw gegeten geworden.
Een beroemd gerecht van deze kool is 'caldo verde', een soep, en in feijoada.
De voorouder van de Galicische kool zou de Brassica cretica subsp nivea geweest kunnen zijn. De plant toont grote verwantschap met de Turks kara lahana.
De tronchuda kool heeft in het Portugees diverse benamingen, onder andere trochos en penca. Dat laatste betrekent in het Keltisch 'van de stronk gesneden'. Het woord tronchuda is afgeleid van het Portugese woord voor stronk: troncha
Respecteer het copyright !