De dadelpalm is nauw verwant met de zilverdadel, die uitsluitend om zijn sap (suikerfabricage) wordt verbouwd. Beide behoren tot het geslacht Phoenix, dat een vijftiental dadelpalmen omvat. Behalve de dactilifera geeft geen enkele dadel eetbare vruchten, en als dat het geval is, zoals bij de Canarische dadel (Phoenix canariensis), en de dwergdadel (Phoenix roebellenii), dan zijn de vruchten nauwelijks bruikbaar, door de afmetingen en de dunne schil.
Een dadelpalm wordt ruim 20 meter hoog, en heeft een kroon van 6 tot 10 meter, die kan bestaan uit wel honderd tot honderdvijftig varenbladeren. Deze zijn een meter of vijf meter lang en staan op sterke, een van onderen stekelige steel. De bloeiwijze van de dadelpalm is een meter lang, en heeft witte bloempjes. De vruchten zijn paars-rood en bevatten ieder één zaad.
De dadelpalm is een woestijnplant en verlangt veel zon, en gedurende de zomerperiode ook veel water. Hij stelt niet veel eisen aan de bodem, vraagt niet veel voeding, en groeit langzaam. De plant vormt vanaf het vijfde of zesde jaar vruchten, die dadels worden genoemd. In de duizenden jaren dat de dadel al verbouwd en verbeterd wordt, is een groot aantal variëteiten ontwikkeld.
Dadels zijn in tal van kwaliteiten verkrijgbaar, herkenbaar aan hun kleur en hun uiterlijk, hoewel dat bij mindere kwaliteieten wel gemakseerd wordt door het dadeloppervlak van extra glucose te voorzien door ze daarmee in te smeren. Dat is gelukkig eerder uitzondering dan regel. Het gebruik van glucose voor de uiterlijke verbetering is niet meer dan het verbergen van de natuurlijke doffe kleur met vrucht-eiegen glucose, en niet schadelijk (en niet aantoonbaar).
Dadels worden als handvrucht en in bereidingen gegeten. Ze hoeven niet gekookt te worden. de pit is niet eetbaar.
De palm is eenslachtig; vrouwelijke bomen zijn voor de voortplanting afhankelijk van mannelijke bomen. Op plantages worden daarom enkele mannelijke bomen tussen de vrouwelijke, vruchtdragende bomen aangeplant, meestal 2 à 3 per 100. De vruchtvorming vereist bovendien een temperatuur van 30 tot 35°, wat zijn woestijnkarakter onderstreept. Een volgroeide boom levert per jaar zeker tussen de 75 en150 kilogram vruchten. Op de plantages zal een boom gemiddeld 7 tot 10 geoogst worden, maar een dadelpalm kan vele decennia vruchten geven.
De vrouwelijke bloeiwijze is groter dan de mannelijke, en bestaat uit een steel (spadix) met 50 tot 150 vertakkingen. Aan iedere steel groeien tussen de 8.000 en 10.000 bloemen van 3-4 mm. Tot het laatste moment worden de bloemen beschermd door een schutblad (spathe), dat aanvankelijk groen is en gesloten, en bruin kleurt, totdat het open barst. Dat gebeurt pas wanneer de bloemen volgroeid zijn en bevrucht kunnen worden. Het 'scheurt' daarbij over de lengte open.
De vrucht bestaat uit een dunne en soepele schil, het exocarp, dat donkerbruin tot paars van kleur is. Het mesocarp is vezelig en is rijk aan tannine. Het omsluit een hard, en in de lengterichting gegroefd zaad. De vrucht wordt met schil en al gegeten, de pit is niet eetbaar.
De vruchten worden op verscheidene manier ingedeeld, zoals de driedeling zacht, semi-droog, droog. Tot de zachte typen behoren de Barhee', 'Halawy', 'Khadrawy' en de 'Medjool', semidroog zijn de Dayri', 'Deglet Nour' en de 'Zahdi' , droog onder meer de 'Thoory'. Deze vrij globale indeling zegt iets over de samenstelling van de vrucht voor wat betreft de verhouding tussen de suikersoort (glucose, fructose en sucrose).
Een ander indeling is die naar rijping. Gebruikelijk zijn hiervoor de Arabische benamingen: kimri , khalaal , rutab en tamr, volledig:
Naarmate de dadel rijpt, neemt de hoeveelheid suikergehalte toe. Het suikergehalte van zongedroogde dadels is het hoogst, het vochtgehalte het laagst, vandaar. Voor de hoeveelheid suikers en de samenstelling zijn vooral de variëteit en de groeiomstandigheden bepalende factoren.
De oudste palmfossielen van de Phoenix dactylifera zijn 50 miljoen jaar oud.
De oudste archeologische vondsten die daarop duiden zijn gedaan in Mehrgarh, in het westen van Pakistan. Ze zijn gedateerd op 7.000 jaar voor Christus. Dadelpalmen werden - dichterbij - in de Oudheid verbouwd in Mesopotamië en Egypte.
Met zekerheid werd de dadel geteeld voor het hout, getuige het gebruik van dadelhout voor de bouw van de tempel voor de maangod nabij Ur in het huidige zuiden van Irak, 4.000 jaar voor Christus. De Egyptenaren gebruikten de dadel toen al als symbool (hiëroglief) voor het woord maand , maar cultiveerden de dadel vermoedelijk iets later, rond 3.000 voor Christus. bouwdoeleinden Van de Egyptenaren is bekend dat zij er wijn van maakten. Het gebruik van dadelhout was vrij algemeen. Sumeriërs en Babyloniërs gebruikten het onder meer voor de daken van hun huizen.
In de Joodse traditie is de dadel één van de zeven heilige vruchten. In de Koran komt de dadel verscheidene malen voor. De profeet raadt mensen aan dadels te eten. In de Bijbelse tijd was de dadelpalm overal in de Levant en Egypte aanwezig. Phoenicia bij Sidon werd door de Romeinen het land van de dadels genoemd. Er groeiden er bij Jericho, rond het meer van Galileï en op de Olijfberg, volgens de Joods historicus Flavius Josephus (eerste eeuw voor Christus). Het woord 'tamar', de naam van de dadelnaam, staat in de Joodse traditie voor gratie en elegantie. Dat is de reden om het te gebruiken in een meisjesnaam (zoals Tamara).
Vanuit deze gebieden is de dadel via de grote handelsroutes over de Oude wereld verspreid, in oostelijke richting via de Indus-vallei naar Pakistan en via Libië naar de landen van de Sahel en de Maghreb (Noord-Afrika), en Spanje, en vanuit dat laatste land in de achttiende eeuw naar de Nieuwe Wereld, naar Mexico. Pas aan het begin van de twintigste eeuw is de dadelpalm in de Verenigde Staten geïntroduceerd, in het westelijk woestijngebied (o.a. in de Colorado- en de Atacama-woestijn).
Het aantal palmbomen wordt geschat op zo'n 100 miljoen, verspreid over 30 landen. De meeste staan Iran en Irak. Op dit moment zijn er rond de 3.000 dadel-vari&eumnl;teiten beschreven. Hiervan komen er 400 in Iran voor, 370 in Irak, 250 in Tunesië en ongeveer even veel in Marokko.
De jaarproductie bedraagt momenteel ruim 7,5 mijoen ton. De grootste dadelproducenten zijn
De geslachtsnaam Phoenix is aan het Grieks ontleend en betekent paars, naar de kleur van de vrucht. De soortnaam dactylifera is eveneens van Griekse oorsprong, is ontleend aan 'd&agrace;ctulos', dat vinger betekent. Dactillefera betekent 'vingervormig' en duidt op de vorm van de vrucht.
Dadels bevatten veel suiker, merendeels glucose (33,7mg/ per 100 gram, 50,6% van de totale hoeveelheid suikers) en fructose (31,9mg per 100 gram, 48,1%).
De glycemische index van dadels bedraagt, afhankelijk van de dadelsoort, tussen 40 en 60, met een enkele uitschieter naar beneden (Ma'an: 30,5 en Khalas 36,5).
Respecteer het copyright !