Deze reputatie stoelt op het rijke verleden van de peper tijdende de Franse overheersing van Indochina, waarin de Cambodjaanse peper grote faam had in de beste Franse keukens. Of de kampot-peper inderdaad de beste keuze is voor een bereiding, hangt af van het gerecht, de kok, en het soort kampotpeper, want kampot is er in soorten.
Er worden onder de beschermde naam kampot twee variëteiten zwarte peper (Piper nigrum) geteeld, de kamchay-peper (de grootbladige soort), en de lampong, de kleinbladige peper). Alleen deze beide soorten mogen op basis van de geografische indicatie (PGI) kampotpeper genoemd worden. Het certificaat verbiedt het gebruik van kunstmest. In plaats daarvan gebruikt men vleermuizenmest (guano), koeienmest, in een enkel geval mest gemaakt van de rivierkreeftjes die in de rijstvelden leven.
De groene peper, die in Cambodja van de steel wordt gegeten, maar hier alleen in lichte pekel te verkijgen is, heeft een lichte citrussmaak. De kruidigste kampotpeper is de zwarte, die een aroma heeft waarin bloemen, eucalyptus en mint door klinken. Hij wordt met steeltje en al gegeten. De rode, rijpe kampotpeper is zoeter, voller van smaak, maar niet zo scherp als de zwarte peper. De witte peper, die vooral bestemd is voor gebruik in witte sauzen, waar de korrels van zwarte en rode peper niet van pas komen, is de mildste van de drie uitvoeringen van de kampot, met een 'grassig' aroma en een lichte citrussmaak.
Gedroogde peper is tot drie jaar na oogsten houdbaar, mits droog en donker bewaard. Houd u aan de bewaartermijn, peper verliest gaandeweg haar aroma.
De geschiedenis van de huidige Kampotpeper is nog maar kort, maar Cambodja, het toenmalige Angkor, maakte al kennis met zwarte peper aan het einde van de dertiende eeuw, vermoedelijk via Chinese immigranten (boeren) uit Hainan. De Chinese gezant Tchéou Ta Kouan schreef er als eerste over.
De Cambodjaanse teelt profiteerde tegen het einde van de negentiende eeuw van wat er gebeurde op Atjeh, de grootste peperexporteur - ook naar Europa - van dat moment. De peperteelt werd in de beheerst door de oelèëbalangs van Atjeh - leenmannen van de sultan - die zelfstandig handel dreven, tot de sultans aan het begin van de negentiende eeuw belasting gingen heffen op de peper, en daarmee de prijs op dreven, zeer tot ongenoegen van de afnemers.
Dat waren met name de Hollanders die op grond van het Verdrag van Londen uit 1824 Atjeh toebedeeld hadden gekregen, mits ze de zelfstandigheid van Atjeh respecteerden. Desondanks annexeerden de Hollanders aan het eind van de eeuw Atheh en maakten het onderdeel van Oost-Indië. De verovering van Atjeh ging gepaard met een hevige strijd. De Hollanders pasten de techniek van de verschroeide aarde toe, en meer dan dat.
De oelèëbalangs branden nog liever de pepervelden plat, dan die in handen van de Hollanders te geven. De Britten en Fransen protesteerden, maar konden de verovering van Atjeh niet verhinderen. De Atjeh-oorlog zorgde voor een kanteling in de internationale peperhandel. Er deden zich nieuwe kansen voor in andere regio's, zoals Vietnam, Sarawak, met steun van Chinese peperboeren uit Singapore, en Cambodja, met steun van de Fransen.
Begin twintigste eeuw bedroeg de jaarproductie van de Cambodjaans peper weliswaar 8.000 ton, maar Cambodja moest Sarawak en Lampung, het nieuwe centrum van de peperteelt in Indonesië voor laten gaan.
De hoogtijdagen van de Cambodjaanse peperteelt waren de jaren 1965-1968, ten tijde van het hoogte- of dieptepunt van de Vietnamoorlog. Prins Norodom Sihanouk, die met de Chinese Zhou En-lai was overeengekomen de Vietcong te accomoderen, stond onder druk van rechtse krachten in het land, en wilde de verhoudingen mt de Verenigde Staten normaliseren. Nixon wachtte de onderhandelingen niet af, blokkeerde de havens van waaruit de Vietcong werd bevoorrraad en bombardeerde het land in 1969.
De vijandelijkheden waren desastreus voor de economie van het land en de binnenlandse politieke verhoudingen. Met steun van Noord-Vietnam nam de communistische partij een vlucht. Ze beschikte zelfs over een militaire tak, de Khmer rouge genoemd. In 1970 werd Shihanouk afgezet door een de Verenigde Staten goed gestemde groep onder leiding van Lon Nol, die op zijn beurt werd omvergeworpen door de Khmer rouge. Naar Chinees voorbeeld enmet volle steun van Mao Zedong voerden de Khmers de Maha Lout Ploh in, vergelijkbaar met China's Grote stap voorwaarts, met dezelfde desastreuze gevolgen trouwens, waaronder hongersnood.
Gedurende de periode van hun schrikbewind 1975-1979, ging de peperteelt geheel verloren, om plaats te maken voor primair voedsel, rijstpaddies. Een kanttekening in de marge slechts, want het bewind van de Khmer rouge kostte een kwart van de bevolking, tussen 1,5 en 2 miljoen mensen het leven. In 1973 werden de Parijse akkoorden gesloten en kwam Vietnam geheel onder communistisch bestuur. De Khmer rouge waren bevreesd voor de geografische ambities van het nieuwe Vietnam. De Khmer rouge viel Vietnam aan, aanvankelijk alleen in de grensstreek, maar in 1978 grootschalig. Vietnam beantwoordde de vijandelijkheden kordaat en maakte in 1979 korte metten met het bewind van Pol Pot en de zijnen, zeer tegen de zin van vriend China.
De val van de Rode Khmers markeert een nieuw tijdperk in de teelt van peper in Cambodja. De nieuwe communistische regering zette grootschalige voedselproductie torenhoog op de agenda, maar bood tegelijkertijd kleine boeren recht op een stukje eigen grond, en de mogelijkheid er voedsel te verbouwen. Zelfs landbarbeiders kregen recht op een stuk grond om in hun eigen voedsel te kunnen voorzien.
Het was het begin van een hybride economisch systeem, dat in 1986 bekrachtigd werd, en wordt gezien als een enorme steun in de rug van de peperboeren. Nadat de Cambodjaanse regering de peper in 2010 zijn eigen geografische indicatie (GI) had gegeven, slaagde de Kampot Pepper Promotion Association erin om de peper met de medewerking van het Franse ministerie voor ontwikkelingssamenwerking in 2016 ook onder het Europese PGI-label te brengen.
Vanaf dat moment is de peperteelt in Cambodja enorm in de lift. Het aantal plantages is tussen 2013 en 2015 ruim verdubbeld, en ze hebben een gezamenlijke productie in 2015 van 60 ton, een fractie van de peperproductie in Cambodja als geheel (10.000 ton). Inmiddels bedraagt de productie van peper in heel Cambodja 30.000 ton, in Kampot rond 90 à 100 ton.
Het merendeel van de peper wordt geëxporteerd, naar de Europese unie (50%), de Verenigde Staten en Japan. Ongeveer 30% is voor consumptie in eigen land (inclusief toeristen). Er werken op dit moment 450 huishoudens in Kampot op 200 hectare grond.
Zoals iedere medaille een achterkant heeft, heeft het succes-verhaal van de biologisch geteelde kampotpeper ook een andere kant, die niet onbelicht mag blijven. De peperteelt volgens de standaarden van het IPG-label is niet alleen arbeidsintensief, ook kapitaalsintensief. Het opzetten van een peperplantage volgens deze standaarden vergt een investering van enkele tienduizenden dollars. Die kunnen grotere bedrijven gemakkelijker op brengen dan individuele boeren, ook al is er de mogelijkheid van het verkrijgen van een micro-krediet. Dit schreven wij al in 2016.
De huidige situatie is zo, dat de 184 hectare peperplantage, gerund wordt door 342 merendeels familiebedrijfjes en een 17-tal bedrijven. De groei die de peperteelt de komende jaren door zal maken, komt hoofdzakelijk op conto van en ten goede van deze bedrijven, aldus de Kampot Pepper Promotion Association. Het aantal individuele boeren dat er in slaagt te starten of uit te breiden zal zeer gering zijn, blijkens de ervaringen daarmee, verklaart de Cambodjaanse Rural Development Bank.
Ook op de Nederlandse markt verschijnt inmiddels Kampotpeper van bedrijven die er geen moeite mee hebben het IGP-label achterwege te laten. Standaard-kampot wordt deze kampotpeper genoemd. Merkwaardig, want het voeren van de naam Kampot is aan IGP-gecertificeerde bedrijven voorbehouden. Inderdaad merkwaardig.
Peper is rijk aan vitamine C, mineralen (mangaan, ijzer en koper) en phytosterol (55 mg per 100 gram)