De Aziatische winterradijs wordt vaak op één lijn gesteld met de Euraziatische zomerradijs of -rammenas, de rettich, alsof ze uitwisselbaar zijn. Maar zoals niet ale winterradijzen daikon heten, zijn rettichs geen daikons.
Gewoonlijk worden de Aziatische winterradijzen onderscheiden in drie regionale soorten, de Japanse (daikon), de Chinese (luobo) en de Koreaanse winterradijs. Daarnaast is er de Indische winterradijs.
Ze zijn nauw verwant aan elkaar. Elk kent zijn eigen botanische geschiedenis, en heeft bovendien zijn eigen culinaire eigenschappen.
De Zuid-Chinese radijs of hama-daikon bijvoorbeeld is wateriger dan de compacter Noord-Chinese daikon, de qing lúo bo of groene radijs. Die bevat meer zetmeel en is daardoor beter bewaarbaar en beter bestand tegen hitte. Daikon is afhankelijk daarvan geschikt om -geraspt of niet, rauw gegeten te worden, gekookt en geroerbakt te worden, of ingelegd (pickles).
Een winterradijs is de gezwollen wortel van de plant, in tegenstelling tot de radijs, wat een stengelbol is.
Het is een eenjarige plant uit het radijsgeslacht (Raphanus) binnen de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De scherpe smaak van daikon wordt veroorzaakt door de mosterdolie in de knol. Het gebruik van chloorhoudende meststoffen zou de scherpte verminderen, terwijl sulfaathoudende meststoffen de scherpte juist zouden bevorderen.
Winterradijs smaakt iets scherper dan radijs, en wordt zowel rauw als gekookt (meestal geblancheerd of geroerbakt) gegeten. Behalve het witte vlees wordt ook de spruit gegeten, die wordt aangeboden onder de naam daikonkers, en enigszins lijkt op tuinkers.
Een winterradijs moet stevig zijn, d.w.z. niet buigbaar of slap, en geen verkleuring hebben. Het beste bewaar je hem in een plastic zakje met gaatjes. De radijs is dan een week houdbaar. Wanneer hij slap of glazig wordt is hij niet goed meer.
De wilde radijssoort die in de kustgebieden van Zuidelijk China, Korea en in Japan groeide was de Hama daikon. Deze wilde soort stond aan de basis van de ontwikkeling van Japanse daikon-variëteiten zoals de Moriguchi. De Nora dakon die in het wild groeide in het Tokohu district beschouwt men als een binnenlands type Hama daikon, en stond aan de basis van de ontwikkeling van de Koubou daikon, die gedateerd is op het begin van de 8e eeuw. Beide wilde radijssoorten, de Hama en de Nora, zijn scherp van smaak en vormen een stevige wortel.
Uitgebreid onderzoek naar de genetische verwantschappen tussen daikonsoorten in de drie regio's heeft uitgewezen dat de wilde soorten in Japan niet zijn ontstaan uit elders gecultiveerde daikons. De wilde soorten die in Oost-Azië de basis hebben gevormd voor de ontwikkeling van daikon, zijn soorten die zeer vermoedelijk afkomstig zijn van het Euraziatisch continent maar zich eerst hebben aangepast aan de groeiomstandigheden in Oost-Azië alvorens in cultuur gebracht te zijn.
De Chinese daikon is net als de Indische beter bestand tegen hoge temperaturen dan de Japanse daikons zijn. In Oost-Afrika verbouwt men om die reden vooral deze soort.
Respecteer het copyright !