De specerij is ook bekend onder de naam 'valse kardemom'. De plant is een lid van het ras Aframomum, dat een vijftigtal soorten kent, die alle op het Afrikaanse continent groeien, zoals deze. De plant groeit zoals alle gemberachtigen in een warme, vochtige omgeving en houdt van enige schaduw. Van nature groeien ze op hoogte (1.700-2.000 meter). Vermeerdering kan door zaad, maar vermeerdering uit de rhizome is effectiever en efficiënter.
De wortelstok (rhizome) groeit vlak onder de grond. De plant wordt zo'n 2 meter hoog en heeft langwerpige en puntige bladeren, zoals bamboe. Dicht bij de grond vormen zich van januari tot september trompetachtige bloemen, die direct uit de grond lijken te komen, maar op steeltjes staan. Ze zijn wel 15 cm lang en wit tot lichtpaars en vallen vaak nog dezelfde dag af om plaats te maken voor grote roodbruine peulen (10 cm). De bloeiperiode in Kefa (Ethiopië) bijvoorbeeld is van juni tot juli, de peulen rijpen in september-oktober. de opbrengst bedraagt er zo'n 50 kilogram gedroogd gewicht per hectare.
Het duurt drie jaar voordat een plant tot een bruikbare oogst leiden. Vanaf dan kan vier jaar achtereen geoogst worden. De peulen worden geplukt wanneer ze rijp zijn. Ze bevatten rood-bruine zaden in een gelei-achtig vocht. Slechts een bescheiden deel wordt vers verkocht, het leeuwendeel wordt in de zon te drogen gelegd.
In Ethiopië groeit de korarima van nature in de bosgebieden van Kefa, Sidamo, Ilubabor en Welega op 1350-2000 meter hoogte. De habitat is identiek aan die van koffie, vochtig, een jaarlijkse regenval tussen 3000 en 2000 mm. Rond de natuurlijke groeiplaatsen wordt de korarima ook verbouwd, net als bij het Tana meer, Gelemso (Harerge) en in Eritrea.
Men is bezorgd dat wanneer de korarima op grotere schaal verbouwd zal worden, dat gepaard kan gaan met een vermindering van de natuurlijke genetische variatie.
De soortnaam is de Ethiopische (Galliana) benaming van de plant. De geslachtsnaam Aframomum is een samenvoeging van het continent Afrika en Amomum, een ander geslacht in de gemberfamilie. Vermoedelijk is Amomum afgeleid van het Arabische 'hamma', dat heet of warm betekent, als in hammam. De soortnaam is in 1848 door Braun gegeven.