Deze kardamomsoort groeit in bossen in het grensgebied van China en Vietnam op een hoogte tussen 1000 en 1800 meter, in schaduwrijke gedeelten en bij voorkeur in de nabijheid van stromend water. De tsao-ko-plant kan 3 meter hoog worden, en heeft een wortelstelsel dat sterk op dat van de gemberplant lijkt. De bloemetjes zijn wit en verschijnen in de vroege lente, nog voor de plant blaadjes vormt.
De peulen groeien uit de wortelstok, vlak boven de grond. Ze worden geoogst net voordat ze open gaan, meestal tijdens de zomermaanden en in de herfst. De peulen rijpen niet alle op hetzelfde moment, zodat de oogst veel tijd in beslag neemt, en veel energie kost. De smaak van kardemom ontwikkelt zich zich tijdens het droogproces in de opslagschuren. Meer en meer worden er ook machines bij gebruikt. Door het drogen wordt de papierachtige schil van de peul taai, en daardoor een perfecte beschermlaag voor de aromatische zaadjes.
De ovale, rode vruchtjes van de wilde tsao-ko zijn 2-4 cm lang en geribbeld. Iedere vrucht bevat circa 20 zaadjes. De geteelde variant heeft soms ronde, soms ovale vruchten, en de kleur van de vrucht varieert van lichtrood tot donkerrood. Ze worden in de periode van oktober tot december geplukt en in de zon gelegd om te drogen, voordat ze gepeld worden. Tsao-ko-zaad is licht bitter, met een rokerig aroma waarin duidelijk de kamfer naar voren komt.
De tsao-ko wordt al sedert 300 jaar gecultiveerd, maar het is niet altijd duidelijk of de aangeboden vruchtjes inderdaad geteeld zijn. De vrucht wordt vanaf het derde jaar geplukt. Voor zo ver bekend is in ons land alleen het gedroogde zaad verkrijgbaar.
De rijpe vrucht wordt in Laos vers (rauw) gegeten, en in Vietnam in bepaalde bereidingen van Phở gebruikt. In de Szechuan keuken wordt het gebruik in stoofgerechten (jin-jin), net als in Dezhou-kip, een specialiteit uit de Shandong keuken.
Bewaar verse tsao-ko, voor zo ver verkrijgbaar, op een droge, koele plaats om uitdroging en het bloeden van de etherische olie te voorkomen.
Men vermoedt dat de plant van oorsprong uit het zuiden van China komt en in Vietnam terecht is gekomen met het doel de plant te cultiveren.
De tsao-ko wordt verbouwd in de Vietnamese provincie Lao cai en de Zuid-Chinese provincies Yunnan, Guanxi en Guizhou. De teelt gaat nog in belangrijke mate 'op gevoel', met als gevolg dat er grote verschilen in kwaliteit en smaak zijn.
Tot 2018 is de plant in het geslacht Amomum ingedeeld (Amomum hongtsaoko), maar vanaf dat moment in het nieuw gevormde geslacht Lanxangia.
In Vietnam is de situatie in die zin bijzonder dat hele gemeenschappen afhankelijk zijn van het verbouwen van de kardamom, die lucratiever blijkt dan de (verboden) teelt van opium of andere gewassen. Doordat een plant liefst 30 jaar geoogst kan worden, is de teelt van tsao-ko een zekere bestaansfactor voor deze gemeenschappen. Tegelijkertijd gaat de biodiversiteit verloren, door de eenzijdige keuze voor tsao-ko ten koste van natuurlijke begroeiing en andere gewassen, zoals in het Hoang Lien Son National Park gebeurt.
In bewerking.
Respecteer het copyright !