Beide boksdoorns behoren tot de nachtschadefamilie, wat impliceert dat de plant het giftige solanine bevat. In het geval van de boksdoorn zijn dat vooral de bladeren. Desondanks worden de jonge scheuten en de bladeren van de Chinese boksdoorn vrij algemeen gegeten. Van de bladeren wordt net als van de vruchten thee getrokken.
De boksdoorn is een struik gevormd uit tot zeker drie meter lange, doornige takken. Zij grijpen zich vast aan elkaar of aan de laagste takken van de dichtst bijstaande bomen, en verhouten. Ze vormen een ondringbare veste, vandaar dat deze plant graag als erfafscheiding wordt gebruikt.
De bladeren zijn lancetvormig of ovaal, en een centimeter of zeven lang. De licht-paarse bloemen groeien solitair of in groepjes van hoogstens drie in de bladoksels van de plant. Ze zijn tweeslachtig, met andere worden de plant bestuift zichzelf. Alleen voor kruisbevruchting is de boksdoorn aangewezen op insecten, met name bijen.
De oranje-rode besjes zijn eivormig of ovaal, en zijn 7-15 mm lang. Ze bevatten veel, gele zaadjes. Ze zijn zo sappig dat ze - eenmaal rijp - op barsten staan. Ze rijpen op het noordelijk halfrond van juli tot oktober.
In Europa heeft de teelt in 2013 gestalte heeft gekregen, zoals in het Spaanse Andalusië, en in Italië van Alto Adige in Zuid-Tirol tot Calabria, in de teen van de laars. Dichtbij en onder Europese teeltcondities. Sinsdien is de bes ook vers verkijgbaar.
De besjes worden rauw en (meestal) gedroogd gegeten en er wordt thee van getrokken, onder andere vijfstappenthee. De bessen dienen volledig rijp zijn. Andere toepassingen zijn: rijstcongee en kruidenkip of -soep. De bes wordt ook in biersoorten gebruikt, zoals in qouqi jui, een Chinees bier, en in sommige Belgische bieren.
In Europa is de handel in de bladeren en scheuten van de boksdoorn vanwege het hoge solanine-gehalte verboden.
De onduidelijkheid komt voort uit de vele verwante soorten Lycium. De Lycium barbarum, en de Lycium europaeum zouden van Europese oorsprong zijn, de Lycium chinense, de Lycium ruthenicum en de Lycium turcomanicum van Aziatische.
De botanische naam Lycium is ontleend aan de streek Lycia in het Turkse Anatolië, en is oorspronkelijk dor Plinius de Oudere gegeven aan een boksdoorn uit de Rhamnaceae-familie. Linneaus gaf het boksdoorngeslacht in 1753 de naam Lycium, en bedacht ook de soortnaam (barbaars, of 'uit den vreemde').
De naam goji is in 1973 bedacht door de ethno-botanicus Bradley Dobos, naar de Chinese benaming van de boksdoorn. Er was kennelijk behoefte aan een meer mystieke naam.
Wetenschappers zijn hier eensluidend in, de bes is niet gezonder dan een sinaasappel, en bevat minder waardevolle stoffen dan de duindoornbes.