Deze in Siberië en Mongolië voor komende Allium altaicum is een licht bolvormende soort, in tegenstelling tot de Allium fistulosum die een rechte, hooguit licht gewelfde schacht heeft. Beide zijn meerjarig en winterhard, bestand tegen matige tot strenge vorst, tot wel -25°. Een esentieel verschil is dat de Allium fistulosum is al voor onze jaartelling gecultiveerd is en ondanks zijn grote verbreiding nergens in het wild voor komt, terwijl de Allium altaicum uitsluitend in het wild voor komt. Deze wordt alleen lokaal verzameld voor concumptie.
De Allium fistulosum hybridiseert gemakkelijk met de wilde soort en met de gewone ui (Allium cepa). Het resultaat daarvan zijn talrijke hybrides, zoals de Allium x profilerum (wandelende ui) en de Allium x cornutum (sint jansui). .Ook de Indonesische sumenep en de Japanse negi zijn hybriden van de Allium fistulosum. Maar ook de Allium chinense, in Japan rakkyo genoemd, is een stengelui. Zijn frisse smaak heeft weinig weg van een uismaak. Het is een eetbare wilde look uit de familie Amaryllis, afkomstig uit China, maar op tal van plaatsen in Azië gecultiveerd. Hij wordt meestal rauw gegeten. Of als pickle.
In Oud-Nederlands werd de bosui ook wel pijpajuin genoemd, synoniem voor 'stengelui', waarmee specifiek wordt gedoeld op de een pseudostam vormende Allium fistulosum var. caespitosum. Een minder bekende benaming is die van grove bieslook, de Allium fistulosum var. maichuon. Deze wordt gewoonlijk Welsh onion genoemd.
Ook andere looksoorten worden tot de bosuien gerekend, vaak zelfs bolvormende looksoorten zoals de gewone ui. Voorbeelden daarvan zijn de Catalaanse calç maar ook de in ons land veel verbouwde Allium cepa cultivars. In Japan heeft men aparte namen voor de Alium chinense (rakkyo) en de Allium fistulosum (negi).
De lente-ui is een stengelui uit vroege oogst, zoals de naam zegt. De bladeren zijn jong en de bolvorming gering, en de smaak is mild, licht ui-achtig. Doordat de gebrippen bos-, slaui, stengelui en lenteui naar believen worden gebruikt, lijkt het onderscheid tussen de uitjes van vroege en late(re) oogst te zijn weg gevallen, waaardoor in november geoogste robuuste stengelui uit Egypte en Senegal in de wintermaanden eveneens onder het label lente-ui aangeboden worden.
Bosui is goed bewaarbaar, gekoeld, omwikkeld met een vochtige doek of dito krant, maar ook in water. Snijd het grorn wat terug en doe hetzelfde met de wortels wanneer die te uitbundig aanwezig zijn. Plaats de uitje rechtop in water en bescherm het bosje tegen uitdogen door het losjes met plastic te omwikkelen, vroeger gebruikte je daar een oude broodzak voor.
Er is geen strakke definitie van een lente-ui. We noemen ze alle bos-, sla- of lenteui, zonder aan te duiden om welk soort we het hebben: één pot nat als het ware. Daarmee gaan we voorbij aan kwaliteits- en smaakverschillen en doen we de bosui tekort.Bosuien nemen op de Nederlandse veilingen een bescheiden plaats in. Er bestaan twee vormen, namelijk het zogenaamde voorjaarsbosje met slechts een lichte ui-vorming en de geboste, bijna volgroeide uien welke in de zomer op de markt zijn. Afhankelijk van de prijzen fluctueren de aanvoeren per jaar nogal. Bij lage prijzen wordt in juni al gestopt met bossen; bij hoge prijzen worden soms vanuit percelen zaai-uien nog geboste uien aangevoerd.
Bosuitjes zijn milder van smaak dan onze gewone ui. Ze worden zowel gekookt, gebakken als rauw gegeten. Daarbij wordt de hele ui gegeten, met uitzondering van de onderste halve centimeter direct boven de wortelaanzet. van alle bosui is de Chinese ui (Allium chinense ) de mildste.
In Europees verband wordt een systeem van beschermde soorten gehanteerd voor producten die zich onderscheiden. Voor wat bosuien betreft zijn dat:
De afkortingen PDO en PGI staan respectievelijk voor Protected destination of origin en Protected geographical indication (in het Nederlands “beschermde oorsprong benaming”, respectievelijk “beschermde geografische benaming”).
In veel landen in Azië is de stengelui de belangrijkste uisoort, belangrijker dan de gewone ui, en wordt als vervanger voor de ui en voor de prei . In China is stengelui de belangrijkste looksoort, in Japan is het de tweede looksoort naast de gewone ui.
Stengelui wordt over de hele wereld verbouwd, maar vooral in Azië, van Siberieë tot Indonesië. Ook op het Afrikaanse continent wordt de stengelui in veel landen verbouwd, maar overwegend voor eigen gebruik.
Het is duidelijk dat de benaming van de bosui gerelateerd is aan het kunnen bossen van de ui, door de vorm, en het gebruik van de rauwe ui in salade. Dat terwijl in veel Aziatische landen de bosui vaak met de gember wordt gebakken tot de geur ervan naar boven komt.