Ondanks de uiterlijke verwantschap met een prei is de negi een stengelui. De meeste benamingen hebben betrekking op dezelfde slanke stengelui: naga negi (lange ui), kujo negi (uit de omgeving van Tokio) shironegi (witte ui), aonegi (groene ui). De shimonita negi daarentegen is een dikke, zoete variëteit, die wel de koning der negi's wordt genoemd.
De negi is het regelrechte bewijs, dat er geen scherpe grens te trekken is tussen ui en bosui en tussen bosui en lente-ui, en in dit geval zelfs de prei. We noemen ze alle bos-, sla- of lenteui, zonder aan te duiden om welk soort we het hebben: één pot nat als het ware. Daarmee gaan we voorbij aan kwaliteits- en smaakverschillen en doen we de bosui tekort. De Engelsen doen er wel een poging toe, door de lente-ui (Allium fistulosum) spring-onion of Welsh onion te noemen. In Japan heeft men aparte namen voor de Allium chinense (rakkyo) en de Allium fistulosum (negi).
De negi groeit in de winter, wanneer de velden er kaal bij liggen, en wordt in het voorjaar geoogst.
De negi is veelzijdig en wordt gebruik als ui, sla-ui of prei, naar gelang. De smaak is mild genoeg om rauw te eten, en smaakvol genoeg om de negi in een gerecht te verwerken. In Japan gebruikt men bij voorkeur alleen het witte gedeelte en snijdt dat fijn. De Japanse term voor fijngesneden negi is 'kizami negi'.
Vervang negi in Japanse recepten door een mengsel van prei en sla-ui.
De teelt van de stengelui dateert uit de Edo-periode, die van 1603 tot 1868 duurde, en vooral uit de negentiende eeuw. het belangrijkste teelgebied is de regio Kujo, ten zuiden van het toenmalige Kyoto, het huidige Tokio.
De woorden sjalot en (het Engelse) scallion zijn beide gerelateerd aan het Griekse askolonion zoals beschreven is door de Griekse schrijver Theophrastus. Deze naam lijkt ontleend aan de stad Ashkelon. De plant zelf kwam uit het oosten van Europa. In het Engels heeft de sla-ui tal van benamingen waaronder , vaak gebruikt, Welsh onion dat overigens niets met Wales van doen heeft. Welsh verwijst in dit verband naar het Pud-Engelse "welisc" zoals het Oud-Duitse "Welsche", wat 'buitenlands' betekent.
Het japanse woord 'negi' wordt in veel samenstellingen gebruikt, niet altijd voor stengelui of ui. Fuyunegi bijvoorbeeld is winterprei, nanoonegi een heel dunne prei, naganegi slaui.