De plant is houtachtig, met kleine blaadjes die zeer aromatisch geuren dankzij de aromatische thymol. Deze komt in kleinere hoeveelheid voor dan in tijm, vandaar de milde tijmsmaak. Majoraan wordt geteeld om zijn aromatische blad en zijn geurende olie. Dat aroma van majoraan wordt wel beschreven als een combinatie van denne-appels en citrus.
De majoraanplant houdt van warmte, en gedijt het best bij een temperatuur tussen 20 en 25 °. de plant is niet winterhard in tegenstelling tot wilde majoraan. De plant wordt zo'n 80 cm hoog. De ovale blaadjes zijn 'zittend', d.w.z. hebben geen steeltje, zijn klein en licht behaard en aan beide zijden groen. De bloemen van de echte majoraan zijn roze-wit en geurig.
De plant wordt geoogst zodra hij gaat bloeien, dus kort voor de bloei. Men oogst daarbij de hele stengel. Veel gedroogde majoraan bevat daarom de hele stengel, zowel bladeren als de stelen, bloemen en knoppen. Vers wordt alleen het blad gegeten, de betere gedroogde majoraan bevat alleen de geritste bladeren.
Majoraan is vers en gedroogd verkrijgbaar. Het verschil tussen verse en gedroogde majoraan is, dat je bij de laatste (veelal) de hele plant eet, en niet alleen de blaadjes, hoewel die ook verkrijgbaar zijn, zelfs gevriesdroogd. Het prijsverschil loont. Verse majoraan koop je in de regel in de vorm van een plantje, in de pot. Geef hem geregeld water en je hebt er vele weken plezier van.
Majoraan wordt vaak gedroogd gebruikt, al dan niet gemalen. In zijn algemeen pas je majoraan toe waar je ook tijm gebruikt of zou kunnen gebruiken. Het is één van de harde kruiden in een herbes de Provence en zit ook wel in za'atar, een kruidenmengsel uit het Midden-Oosten, waarin traditioneel Syrische marjolein hoort, en in worst, vandaar de koosnaam 'worstkruid'.
In de Italiaanse keuken wordt majoraan vers gegeten met wat citroensap, ook in salades. In tomatensauzen zit vrijwel altijd majoraan, gecombineerd met ui, oregano, basilicum, venkel en zwarte peper. Net als peper verdient het aanbeveling de majoraan zo laat mogelijk toe te voegen om de subtiele smaak te behouden, maar wanneer je het gedroogd gebruikt, dien je het wel de tijd te geven om te rehydrateren.
Gedroogde majoraan (blad en bloemknop) wordt gebruikt voor het op smaak brengen van vlees, gevogelte, zeevruchten, gegrilde of gebakken vis, eier- en tomatenschotels, ook in fruitsalades en in inmaakazijn. Majoraan uit wildpluk heeft de voorkeur wanneer je een geprononceerde smaak wilt.
Majoraan wordt ook gebruikt in likeuren en vermouth, en in een uit de Middeleeuwen stammende Franse drank 'hippocras', van wijn, honing en specerijen, waaronder kaneelknopjes. In de Franse keuken gebruikt men zowel majoraanzaad als majoraanolie in confitures.
Bewaar verse takjes majoraan zoals andere kruiden aan de steel, gewikkeld in een vochtige doek, verpakt in plastic. Zo houd je de kruiden zeker een week goed. Controleer steeds op rotte blaadjes en steeltjes. Eenmaal aangetast, bederft al gauw de hele bos.
Er zijn soorten die gedijen onder kouder omstandigheden. Het aroma van deze soorten is beduidend minder. In ons buurland Duitsland is majoraan zeer geliefd, en verbouwt men er meer van dan van peterselie. De Duitse majoraanteelt vindt plaats ten noorden van de Harz rond Achserleben.
Voor zover we in Nederland marjolein gebruiken komt dat uit het Frans, waar marjolaine een onuiste interpretatie is van het oudere woord maiorane, dat op zijn beurt weer uit het Latijn komt. Het Latijn kent naast het Middeleeuwse majorana de woorden amaracus en amaracum, verwant aan het Griekse amarakos.
In de 15e eeuw gebruikte men in Nederland het woord majoraan al, in het Middelnederlands komt halverwege de 16e eeuw het woord mayoleine voor.
Onderstaande majoraansoorten zijn de belangrijkste als tuinkruid: