Bij schijnvruchten kunnen ook het bloembekleedsel zijn (periant, samengesteld uit de kelk-en kroonbladeren), de kroonbladeren (corolla) of de bloembeker (hypanthium), de uitgegroeide bloembodem (receptaculum) of de bloeisteel (pedunculus), bij de vruchtvorming betrokken zijn.
Schijnvruchten zijn meestal indehiscent, wat betekent dat ze niet opensplijten om zaden vrij te geven. Een uitzondering daarop is de vijg. De schijnvrucht van de vijg wordt syconium genoemd, bestaande uit een vlezige bloembeker met meerdere eierstokken aan de binnenkant, een binnenste buiten gekeerde bloem. In feite is de vijg een vlezig uitgroeisel van de steel met een aantal (tot duizenden!) bloemen, en is daarom zowel een meervoudige (samengestelde) vrucht als een schijnvrucht. Wanneer de vijg rijp is, barst deze wel open en komen de zaden vrij.
Bij appels, peren, kweeperen, mispels en rozenbottels is het grootste, vlezige deel van de vrucht gevormd door het bloembekleedsel. Deze voor de pomes specifieke vruchtensoort wordt pitvrucht genoemd.
Bij de ananas en de aardbei bijvoorbeeld zwelt al in een vroeg stadium de bloembodem op om uit te groeien tot de vrucht. De embryozak, die het embryo van voedsel voorziet, groeit met het mesocarp - het weefsel aan de de buitenkant van het vruchtbeginsel - uit tot de vrucht. De laagjes om de embryozak en het embryo groeien uit tot de zaadhuid, waardoor het zaad aan de buitenzijde van de vrucht gevormd wordt.
Bij de cashewappel (Anacardium occidentale) wordt de vrucht gevormd uit de bloeisteel.
Vruchten met vlezige zaden, zoals de granaatappel en de fmamoncillo worden niet als schijnvrucht beschouwd.