Meer precies: een kokervrucht is een droge eencellige, dehiscente vrucht, gevormd uit één vruchtwand (carpel), met één naad. Daarmee onderscheidt de kokervrucht zich van de peul en de hauw die over beide naden open scheuren. Dat open springen wordt in de botanie dehiscentie genoemd. In de landbouw wordt dit verschijnsel liefst weggeteeld, waardoor de vruchten ongeschonden geoogst kunnen worden terwijl de zaden zich nog in de vrucht bevinden.
Veelal gebruikt men in plaats van de term kokervrucht de term follikel, zoals bij de vrucht van de de steranijs (Illicium verum), een samengestelde kokervrucht met gemiddeld acht houtige follikels, die elk maar één zaadje bevatten. Zo'n type vrucht wordt een follicetum genoemd.
De follikels van de steranijs moeten geplukt worden voordat de naad opengaat wanneer het zaad volldig gerijpt is. Iets later verliest de ster zijn zaadjes. Hetzelfde gebeurt met de vijg, een syconus, een samengestelde vrucht gevormd uit een holle vlezige bloemstengel (hypanthodium bloeiwijze) waarin zich kleine bloemen ontwikkelen, een omgekeerde bloem noemt men het wel. Wanneer de vrucht van de vijg rijp is, worden de vruchtjes met het zaad letterlijk gelanceerd. Ook hier wordt de vrucht geplukt voordat deze rijp is.
De appel is een ander voorbeeld van een samengestelde kokervrucht, althans het klokhuis is dat. De vrucht (appel) in totaliteit is een verzamelde schijnvrucht, waarbij de (koker)vrucht zich omgeven door een vlezig, eetbaar kapsel weet en daardoor zelf nauwelijks bereikbaar is. Dit geldt voor alle vruchten die we pome(s) noemen, behalve voor de appel ook voor de peer, kweepeer en loquat.
Het klokhuis zelf is een ring van follikels (vijf bij appels, vier bij peren), die ingesloten zit in het vruchtvlees dat gevormd wordt door de bloesembodem. Ook mispels en speerlingen hebben een klokhuiskern met vijf of meer harde zaden, elk ongeveer zo groot als een grote maïskorrel.
Follikel is afgeleid van het Latijnse folliculus (mv folliculi), dat een brede betekenis heeft in de zin van 'waar je iets in doet', een zakje bijvoorbeeld. In de botanie gedefinieerd als een droge, dehiscente vrucht gevormd uit een enkel carpel (d.w.z. een enkelvoudig ovarium).
In veel Europese talen is de term follikel de gebruikelijke, zoals in het Engels, waar het begrip follicle is geïntroduceerd rond 1650. Net als in het Nederlands gebruikt men in Duitsland in plaats van follikel de benaming Balgfrucht.
Ook in de biologie gebruiken we de term follikel. Voor het eiblaasje, het blaasje rond een eicel.