De belangrijkste reden voor de onzuiverheid zijn de opeenvolgende perioden in de geschiedenis waar het houden van varkens not-done en het eten van vlees taboe was en perioden waarin varkensvlees was toegestaan of zelfs een hype was. Maar de grootste impact had de Tweede wereldoorlog, waarin Okinawa, het hart van de Ryūkyū-eilanden bepaald niet gespaard is.
Het agu-varken, vernoemd naar het eiland Aguni in de Ryūkyū-shotō, de eilanden-groep in de Oost-Chinese zee tussen Taiwan en Kyushu, is één van drie varkenstypen die in de veertiende eeuw zijn ontstaan vanuit China ingevoerde varkens. De Satsuma krijgsheren besloten tot de invoer omdat zij varkens een waardevolle voedselbron vonden op een moment in de geschiedenis dat de varkenshouderij volledig stil lag. Van de drie typen die daaruit ontwikkeld zijn, de agū, de ayoh en de amami, is de agū het enige dat die hele periode heeft doorstaan.
De basis om tot groei te komen na de decimatie van de agū-populatie in de Tweede wereldoorlog , bleek te smal. Van de slechts 30 agū die er in 1981 waren, selecteerde men daarom de 18 beste dieren als ouder-populatie voor een nieuwe start, opnieuw een start. In 2003 had men de bechikking over 50 fokzeugen en was de populatie gegroeid tot 120-150 dieren op zes locaties.
Eén van de problemen was de geringe worp van gemiddeld 4 biggen en het grote aantal misgeboorten en lichamelijke gebreken. Enkele jaren geleden heeft men een spermabank opgericht, die de fokkers in staat stelt om het juiste sperma te selecteren om de fokresultaten te verbeteren. Met behoud van de genetische kenmerken van het agūvarken. Binnenkort zal de spermabank worden uitgebreid om te voorkomen dat de agū -genen ooit verloren zullen gaan, mocht er een epidemie op het eiland uitbreken.
De agū is een klein varken, amper 65 cm, en weegt ruim honderd kilogram. Het heeft zwart haar en een holle rug, waardoor het varken (bijna) met de buik over de grond sleept. De snuit is lang en de oren staat rechtop. Uiterlijk heeft de agu veel weg van het Thaise varken.
Niet alleen het dier, maar ook de agū-sector is klein. Slechts een handjevol varkenshouders houdt zuivere agu's. Daaronder worden verstaan varkens met 90% authentieke agu, gecombineerd met de kenmerken van zwarte westerse varkenssoorten als de Berkshire en Duroc, of witte als de Large Yorkshire of Landrace.
De agū is vooral bestemd voor restaurants en voor de export. Een groot deel van de varkens gaat naar Hongkong. Aan de bewoners is het vrij dure vlees niet besteed. Vroeger was het onmisbaar bij vieringen Nieuwjaar, tegenwoordig gaat de voorkeur veeleer uit naar goedkoper westers varkensvlees. Misschien heeft de na-oorlogse periode waarin zij aangewezen waren op de varkens die als steun aan de bevolking door Japanse immigranten uit Hawaii vanuit Oregon (VS) naar Okinawa waren gestuurd, daarvoor de opmaat. Dat waren witte varkens.
Het vlees van het agu-varken heeft een laag smeltpunt en is gemarmerd. Het is zoet, en rijk aan aminozuren. Doordat agū schaars is, is het duur. Zelfs in een restaurant in Okinawa kost een steak van 200 gram al gauw 4.000-4.500 yen, rond 40 euro.
Niet bekend of het vlees van de agu-varkens ook buiten Japan verkrijgbaar is.
Eén van de bekendste gerechten met agu-vlees is shabu-shabu, een Japanse nabemono-hotpot. Hiervoor wordt het vlees in zeer dunne plakjes geeneden, gegaard in een geurige bouillon.