De meeste zalmen behoren tot de zalmenfamilie Salmonidae, tot de drie geslachten uit deze familie: de Salmo, de Oncorhynchus en de Hucho.
Zalmen hebben een torpedovormig lichaam met achter op de rug een vetvin. Volwassen zalmen zijn zilverachtig van kleur en hebben kleine x-vormige zwarte stippen boven de zijlijn. De zalm is een anadrome vis, d.w.z. wordt geboren in zoet water en trekt vervolgens naar de oceaan om weer naar zoet water terug te keren om te paaien. Dat is voor de meeste zalmsoorten telkens exact dezelfde plek, een snelstromend gedeeltes in de bovenloop van de rivier, meestal op grote hoogte gelegen.
Het paaien duurt enkele weken en gebeurt in de herfst en winter. Het vrouwtje legt meerdere keren 1.000-2.000 eieren, afhankelijk van haar gewicht. In de lente komen deze eieren uit en begint de transformatie van de zalm van larve (alevin) tot jonge vis, parr genoemd.
Parrs hebben een gevorkte staart, een bruine vetvin en 10-12 donkere vlekken op hun zij. Wanneer ze als smolts naar zee trekken, verdwijnen deze vlekken.
Een volwassen Atlantische zalm kan een lengte van 150 cm en een gewicht van ruim dertig kilogram bereiken. Aan de ringen in het oorbeen (otolith) kan worden afgelezen hoe oud een zalm is. Deze ringen geven net als de ringen van een boom de levensgeschiedenis van de zalm weer. Ringen die kort op elkaar staan, geven de periode weer die ze in zoetwater verbleven. Een zalm groeit in de regel sneller in de zomer en langzamer in de winter.
De zalm is een semelpare diersoort, wat betekent dat hij zich eenmaal voortplant om daarna te sterven. Semelpariteit komt onder meer voor bij insecten en spinnen, en in de plantenwereld bij eenjarige planten. Bij zoogdieren is semelpariteit zeldzaam, en komt alleen voor bij de insectenetende buideldieren van de geslachten Antechinus, Phascogale, Dasykalita en Parantechinus. Semelpariteit is het tegenovergestelde van iteropariteit, waarin woord itereren (herhalen) zit, het zich gedurende het leven vele malen (kunnen) voortplanten.
Voor de Tk'emlúps te Secwépemc in Brits Colombia is zalm drieduizend jaar of langer één van de belangrijkste voedselbronnen. In een archeologische vindplaats in de buurt van Kamloops is een Oncorhynchus nerka, oftewel Sockeye-zalm, een Laat-pleistocene vondst, die 18.000 jaar oud blijkt te zijn.
De vroegste Salmoninae zijn gevonden in Miocene tot Pleistocene afzettingen - hoe oud ze precies zijn, is onbekend - zoals de Salmo australis van een meter lang, die is gevonden in afzettingen in het stroomgebied van het Chapala-meer, in de staat Jalisco, in het zuidwesten van Mexico. Hij zou de toenmalige Rio Lerma gebruikt hebben om vanuit de Stille Oceaan het Chapala-bekken te bereiken, voor of tijdens een koud klimaatmaximum in het Pleistoceen.
In 1972 zijn in Oregon fossielen gevonden van de prehistorische sabeltandzalm, de Oncorhynchus rastrosus. Op grond van de vondst kon niet vastgesteld worden hoe de tanden van het dier geplaatst waren, men nam aan naar benen gericht. Daarom werd de relatie gelegd met de sabeltandkat, en kreeg de vis de naam sabeltandzalm. In Oregon zijn in 2018 opnieuw fossielen gevonden van deze gigantische vis, waaruit gebleken is dat hij ruim twee meter lang geweest moet zijn en bijna een halve ton gewogen moet hebben. Hieruit bleek bovendien dat de tanden horizontaal en naar buiten gericht gestaan hebben, net als bij het wrattenzwijn. De tanden zouden gebruikt zijn om rotsen op de bodem los te wrikken voor het inrichten van de redd, de broedplaats. Ze hadden vermoedelijk geen andere functie dan dat. De sabeltandzalm was voor het overige trouwens tandloos.
De sabeltandzalm leefde van het Mioceen tot het Plioceen (13 to 4 miljoen jaar geleden) in de Stille Oceaan. Hij wordt beschouwd als de voorouder van de sockeye-zalm.
Zo'n 25.000 jaar geleden beitelde een Paleolitische 'Fransman' nabij de rivier de Vézère een levensgrote zalm op het plafond van een grot. Deze abri du poisson is de oudste voorstelling van een zalm ter wereld.
Het traject begint als het ei in het grindnest, de redd genoemd. De geboorte van de zalm behelst dat hij los van de zachte eierschaal, verbonden met de dooierzak die hij bij zich houdt als voedingsbron voor de komende periode. In dit stadium worden de jonge visjes alevin genoemd. Ze zijn ongeveer een centimeter lang. De alevin houdt zich gedurende een maand verscholen in het grindnest om zich te voeden met de voedselrijke dooierzak, totdat deze op is. Vanaf dan moet het visje, de fry, broed- of pootvis, zich zelf zien te voeden.
De broedvis heeft acht vinnen, die hij nodig heeft om zijn positie te behouden in snelstromende beken en om in het water te manoeuvreren tijdens de zomermaanden. Ze voeden zich aanvankelijk met plankton. In de herfst ontwikkelt de fry zich tot parr met verticale strepen en vlekken als camouflage. Hun diet verandert van plankton naar aquatische insecten. De parr blijven een periode die wel drie jaar kan duren in hun geboortewater, om uit te groeien tot smolts. Die tijd is nodig om de ontwikkeling door te maken die hen in staat stelt om in het zoute water te kunnen leven.
De tijd dat de zalm in zee verblijft, varieert. Sommige zalmen verblijven maar één jaar in de oceaan, andere wel vijf jaar, voor ze geslachtsrijp zijn en terugkeren naar hun geboortewater. De Atlantische zalm verblijft 1-4 jaar op zee. De zalmen die klaar zijn om terug te keren naar hun geboortewater, worden grilsen genoemd. Ze zijn zo'n 60 cm lang en wegen 3 kilogram.
De trek van de grilsen naar het paaigebied is adembenemend, sommige soorten zwemmen wel honderden kilometers stroomopwaarts door de sterkste stromingen en stroomversnellingen naar hun paaigrond. Dat is een slijtageslag in alle opzichten, ze eten nog op zee, maar houden op met eten wanneer hun tocht stroomopwaarts begint. Na het paaien keren maar weinig zalmen terug naar zee, enkele procenten slechts. De meeste kelten, zoals de zalmen genoemd worden die gepaaid hebben, sterven binnen enkele weken na het paaien.
Het paaien gebeurt meestal in de bovenloop van de rivier, maar kan overal in de rivier gebeuren als er maar een geschikt substraat van goed zuurstofrijk los grind beschikbaar is. Daarin graaft het vrouwtje met haar staart een holte voor haar eieren, die door één of meer mannetjes bevrucht zullen worden. Snel daarna bedekt het vrouwtje de eitjes met grind. Dit nest wordt de redd genoemd.
In de beschutte 'redd' bevrijdt het zalmpje zich van van de zachte schaal, maar niet de dooierzak, die hem de eerste maand buiten het ei van voedsel zal voorzien. Hij blijft al die tijd in de beschutte omgeving van de redd.
Op deze foto staan de alevins - broedvisjes zonder eizak - van de chum zalm. Zij voeden zich met plankton in de beschutte omngeving van de redd.
Op deze afbeelding staan de fry van de chinook zalm. Acht vinnen om zich staande te houden in het vaak turbulente water, en nog geen camouflagestrepen.