Iburu is één van de 'kreb-grassen', verzamelnaam voor grassen die van oudsher in de Sahel groeiden en voor menselijke consumptie werden verzameld. De Digitaria iburua is een eenjarig, middelhoog gras. Planten worden wel 1 meter 40 hoog, en hebben korte loofbladeren, 30 cm lang en minder dan 1 cm breed, en lange, dunne aren, gemiddeld 13 cm.
Iburu wordt in juni gezaaid en in de maanden november en december geoogst. De stengels buigen door onder de zware last van de volwassen aren. Het is dan tijd om te oogsten, want wanneer daar te lang mee wordt gewacht, drogen de aren en vallen de zaden op de grond. Het is moeilijk om kaf en koren te scheiden, reden waarom iburu nooit helemaal schoon is. Traditioneel slijpt men het kaf met behulp van zand, dat naderhand verwijderd wordt. Inmiddels zijn er betere, practischer methoden, machinaal of door de zaden te verhitten (als popcorn). Door verhitting springen de kafjes los, en krijgen de geroosterde zaadjes een donkerder kleur.
Iburu heet zwarte fonio omdat de aren zwart zijn, niet de zaden. De zaden zijn bruin, en nadat het kaf verwijderd is glazig wit (pericarp). De naakte zaadvruchten - graankorrels - zijn ovaal, gemiddeld 1.2 mm × 0,8 mm in doorsnede, en hebben een duizendtalgewicht van 5 tot 6 gram. De zetmeelgranules van iburu zijn klein ten opzichte van die van tarwe. Het amylose-gehalte van iburu bedraagt 19,6 %, vergelijkbaar met dat van rijst (17-19%), tarwe (21,7%) en maïs (21,5%).
Net als sorghum, maïs en acha behoort iburu tot de grassen-orde Panicoideae. Het geslacht waartoe het behoort, de Digiteria komt over de hele wereld voor. Het is in 1768 door Von Haller gedefinieerd, en omvat meer dan 250 plantensoorten. Slechts drie daarvan komen in Europa voor.
Iburu wordt nauwelijks buiten de eigen regio verhandeld. Het heeft de naam kwalitatief minderwaardig zijn aan acha, vooral omdat het kaf vaak onvolledig verwijderd is. Toch zou het het graanproduct van de toekomst te zijn.
Iburu is dagelijks voedsel voor de Biom in het noorden van Nigeria, meer nog dan voor de bewoners van de Atakora gebergte in Togo en Benin. Men eet het zoals rijst, of verwerkt in stoofgerechten, maar maakt er ook pap mee. In Togo wordt er tchapalo-bier van gemaakt, een bier dat normaliter van sorghum wordt gebrouwen.
Het is één van de oudste granen van het Afrikaans continent. De gierst is voor het eerst in de veertiende eeuw beschreven in Rihla, het reisverslag van Ibn Battûta. Hij beschrijft een couscous ( coscoçoú) gemaakt met foûni, 'een graan dat zo groot is als mosterdzaad'. Dat kan acha geweest zijn, maar ook deze iburu, beide worden fonio genoemd.
Iburu is een typisch voorbeeld van kreb, een term die wordt gebruikt voor de wilde granen die men al duizenden jaren in de Sahel en Sahara verzamelde. Het verzamelen van graan in deze regio dateert uit het Stenen tijdperk (6.000 voor Christus), nog voor de verdroging en verwoestijning van de regio, die zo'n 4.000 jaar voor Christus begint.
Krebgrassen worden ook wel met de term hongerrijst aangeduid. Geheel ten onrechte. Krebgrassen waren er in overvloed en vormden het dagelijks voedsel, en waren dus geen vervanging voor ander graan, zelfs niet in later tijden toen toen parelgierst in overvloed voorhanden was. Er was zoveel graan, dat et surplus in pakhuizen werd opgeslagen en verhandeld werd via de karavaanroutes.
Toen de bewoners van de Sahel noodgedwongen afscheid moesten nemen van hun bestaan als jagers en verzamelaars op de grasvlakte, slaagden ze er in sommige wilde grassen te domesticeren, onder meer de fonio-giersten. Andere krebs zijn Afrikaanse rijst (Oryza , parelgierst, tamba of vogelgierst (Eleusine coracana) en sorghum.
Iburu wordt gewoonlijk in de hoger gelegen regio's in West-Afrika verbouwd, van Ivoorkust tot het noorden van Nigeria en het zuiden van Niger. In Nigeria verbouwt men de iburu ook op vruchtbare grond als tussengewas van sorghum en trosggierst.
Van de productie zijn alleen de getotaliseerde gegevens van de jaarproductie van acha en iburu tezamen bekend. Deze bedragen volgens de FAO over de periode 1999-2003 in Guinea (128.00 ton / 137.000 ha), Nigeria (78.000 ton / 142.000 ha), Mali (21.000 ton / 33.000 ha), Burkina Faso (13.000 ton / 16.000 ha) en Ivoorkust (11.00 ton / 22.000 ha). Opvallend zijn de enorme verschillen qua opbrengst per hectare.
De geslachtsnaam Digitaria is afgeleid van het Latijnse digitus, dat cijfer of vinger betekent. De populaire benaming van dit type gierst is dan ook vingergierst. De botanische naam iburua verwijst naar de gelijknamige stad in Gongola in Nigeria. De benaming fonio is afgeleid van de benaming in het Wolof foño.
Om de vergelijkingen door te trekken, iburu (en acha) bevatten na sorghum het hoogste gehalte ijzer en zink van alle granen. Het meeste zit in de buitenste lagen van de zaden. De eiwitten in iburu zijn goed verteerbaar vergeleken met sorghum en gierst. De glycaemische index van acha is beduidend lager dan die van andere granen door de sterk vertakte koolhydtraten..