De Brachiaria deflexa is een eenjarig, middelhoog gras. Guinea-gierst behoort net als sorghum en maïs tot de grassen-orde Panicoideae. Het is een semi-gedomesticeerde plant. Slechts op een enkele plaats wordt hij verbouwd - zoals op de Fouta Djallon hoogvlakte op de grens van Guinea en Mali (Brachiaria deflexa var sativa portères) - veelal op vrijgekomen plekken tussen de reguliere oogst van maïs en sorghum, maar ook in wisselteelt, met intervals van zes tot zeven jaar.
Opmerkelijk is dat men de witte fonio en de Guinea gierst vaak naast elkaar verbouwd. De timing is zo dat men ze tegelijkertijd kan oogsten. Dat is met reden. Van de witte fonio wordt couscous gemaakt, van de grote fonio biscuits en crackers. Men accepteert dat de grote fonio, zoals de Guinea-gierst wordt genoemd, de 'echte' witte fonio (acha) verdringt.
De Brachiaria deflexa komt behalve op open plekken in het bos en op graslanden langs wegen en aan bosranden voor. Het is een droogte-resistente plant, maar één die houdt van vruchtbare en goed vochtdoorlatende grond. De plant houdt van een licht-beschaduwde setting op open plekken in het bos, bosranden en langs wegen.
De wilde Guinea-gierst is een plant uit de orde Panicoideae (paniekgrassen). Het geslacht Brachiaria omvat ruim honderd tropische planten, merendeels afkomstig uit de Oude Wereld. De geslachtsnaam Urochloa is een synoniem.
Guinea-gierst wordt hoogstens een meter hoog, en heeft lancetvormige loofbladeren, 4-25 cm lang en circa 4-25 mm breed. De aren zijn fragiel en staan met 7 à 15 bijeen, vrij ver uit elkaar. De zaden zijn vrij klein, 2,5-3,5 mm, maar groter dan die van de witte en de zwarte fonio, de acha en de iburu, vandaar de Franse benaming gros fonio. Ze staan op steeltjes. De zaden van de gedomesticeerde soort zijn groter dan die van de wilde plant en vallen bovendien niet af na rijping. Het is daarom zaak om de wilde gierst te oogsten voor de aren verdrogen.
De Guinea-gierst vindt 3-4 maanden na het inzaaien plaats, in een enkel geval al een maand eerder.
Guinea-gierst is alleen lokaal verkrijgbaar in Afrika en India.
De oorsprong van de Bracharia deflexa ligt in een brede band van de Afrikaanse Sahel tot in het Indiaas subcontinent. Toen de Sahel vanaf 4.000 jaar voor Christus verdroogde, verwoestijnde, hebben de bewoners, die bestonden van het verzamelen en jagen, planten meegenomen naar zuidelijker regio's. De plant komt tegenwoordig in heel Afrika voor, met uitzondering van de Maghreb, op het Arabisch schiereiland en op beperkte schaal in Pakistan en India, waar hij khudedhan wordt genoemd.
De geslachtsnaam Brachiaria is afgeleid van het Latijnse brachiaria, dat armvormig betekent, en verwijst naar de bloeiwijze. De botanische naam deflexa betekent gebogen.