Gerst is een graan, net als tarwe en rogge, meer precies een gras. De gerstekorrel is de vrucht van de plant, met in iedere vrucht één zaadje. De gerstekorrel is meestal bedekt, zoals bij spelt. Dat houdt in dat de korrel vergroeid met de het omhullende kaf, waardoor deze gepeld moet worden ook voor consumptie geschikt gemaakt te worden. Dat gebeurt met behulp van een pelsteen. Er bestaat ook 'naakte' gerst, de Hordeum vulgare var. nudum, die niet gepeld hoeft te worden.
Gerst is een belangrijke grondstof voor mout , onontbeerlijk in de brouwerij, distllleerderij (whiskey) en bakkerij. In de keuken worden vooral parelgort en fracties gerst (gerstevlokken, grutten) gebruikt, omdat deze een krote bereidingstijd hebben dan de ongepelde en gepelde korrel.
De gerstekorrel wordt als iedere volkoren graan (tarwe of rijst bijvoorbeeld) gegeten. Belangrijk is om het graan vooraf te weken. Een volle nacht bij voorkeur, maar minstens vijf uur. Vervolgens kook je het. Na het koken laat je de korrel 'nawellen'. Neem daar de tijd voor, zeker een uur of twee, je bereikt ermee dat de korrel gemakkelijk gekauwd kan worden. Verwerk het graan pas daarna in een gerecht, waarmee je het opwarmt, of gebruik het graan op kamertemperatuur, bijvoorbeeld in een salade.
Doordat de volle korrel een huidje van zemel en endosperm heeft, duurt het langer om hem te garen dan de kooktijd van gort of parelgort; gemiddeld 25 minuten langer.
Volle gerst heeft meer celwanden dan veel andere granen, en verteert daardoor langzaam. Gepelde gerst en geplette gerst zijn sneller beschikbaar vertering.
Het woord gerstekorrel wordt ook gebruikt voor een aandoening in de vom van harde, witte bultjes op de menselijke huid. Een andere benaming voor deze aandoening is milia.