De meeste planten zijn groenblijvende planten en bomen, slechts een enkele draagt vruchten die voor consumptie worden gebruikt, zoals de kruidnagel (Syzygium aromaticum) en de rozenappels, verscheidene soorten met soortgelijke benamingen, waaronder de Maleisische rozenappel of djamboebol (Syzygium malaccense) en de jambolan (Syzygium cumini), welke onder meer in Suriname voor komt.
De rozenappel is rijk vertegenwoordigd in Australië, waar ze lillipillies wordt genoemd. Net als van veel andere rozenappels worden de besjes zowel als handfruit gegeten als tot marmelade gemaakt. Enkele Australische soorten zijn de Brush cherry, de Magenta cherry en de blauwe lillipillie. De smaak van deze rozenappels wordt omschreven als plezierig zuur, zoals de naam aan geeft, te associëren met een appel.
Hoewel de meeste rozenappels uitstekend eetbaar zijn, zijn er enkele, zoals de witte Syzygium moorei of 'coolamon' die je wel kunt gebruiken in gerechten, maar die vanwege hun afwezige, soms zelfs onaangename smaak onbruikbaar zijn als handfruit.
De meeste soorten komen voor in Maleisië en de Indonesische archipel. Enkele soorten zijn duizenden jaren geleden vanuit deze regio terecht gekomen op eilanden in de Stile oceaan, zelfs op Madagsacar, voor de Afrikaanse kust. Zoals de Sygizium malaccense , de Maleise appel, die om die reden kano-plant wordt genoemd. De Austronezen namen deze en andere gewassen in hun boten mee op hun ontdekkingstochten naar onder meer Polinesië en Micronesië.
De kruidnagel (Sygizium aromatica), is het tegendeel overkomen. Eeuwen lang hebben handelaren de locatie waar de kruidnagel groeide geheim gehouden, tot het grote geheim door een Frans botanicus doorbroken is, en hij de kruidnagel net als de Maleise appel naar een eiland voor de Afrikaanse kust bracht, in dit geval eerst naar Rénion, wetselijk van Madagascar.
De geslachtsnaam Syzygium is uit het Latijn afkomstig en betekent paarsgewijs (tweeling), duidend op de plaatsing van de bladeren.