De boom waaraan deze jambu groeit is de Syzygium samarangense, een snelgroeiende boom die in veel landen in de tropen verbouwd wordt om zijn vruchten, en tal van namen draagt waaronder Javaanse appel, niet te verwarren met de Javaanse pruim, ook een rozenappel (Syzygium cumini of jambulan).
De jambuboom heeft een relatief smalle stam die kort boven de grond sterk vertakt. Het is een groenblijvende boom van 10-12 meter hoog met lancetvormige, paarsgewijs geplaatste bladeren, karakteristiek voor het Syzygium-geslacht. Hij draagt witte bloemen en peer- of klokvormige vruchten, die een centimeter of 4, 6 groot worden. De vrucht kan lichtgroen van kleur zijn, rood en zelfs paars-zwart zoals een aubergine, of om ons tot het rozenappelgeslacht te beperken, zoals de jambulan. De vruchten groeien in trossen van enkele tot wel dertig stuks bijeen. Een volwassen boom produceert een niet onaanzienlijke 700 vruchten per jaar.
Tijdens de rijping van mei tot juni wordt de klokvorm van de vrucht steeds uitgesprokener. Dat hij desondanks de Javaanse 'appel' heet, heeft meer met de kleur van de groene en rode variëteiten te maken, dan met de vorm of de smaak. Die lijkt eerder op de smaak van een sneeuwpeer (nashi peer) maar dan veel sappiger. Als een watermeloen. In India worden ze om die reden wel 'waterappels' genoemd.
Behalve in Zuidoost-Azië waar de donkerste vruchten het meest gewaardeerd worden, vindt men jamboes die licht van kleur zijn smakelijker, want zoeter. Het vruchtvlees is wit, en de vrucht bevat geen of weinig zaden. Die bevinden zich aan de onderzijde van de vrucht in een smakeloos, nauwelijks eetbaar kapsel. De schil van een jambu is waxy, maar dun en eetbaar. Hij hoeft niet geschild te worden.
Voor zo ver bekend is er geen aanbod in het westen, en is de teelt vooral lokaal/regionaal. Eéén van de redenen daarvoor is de kwetsbaarheid van de vrucht door de dunne schil in combinatie met het hoog watergehalte.
De jambu wordt als handfruit en in salades gegeten, en in delen van India pickles. Voor het laatste wordt de nog onrijpe vrucht gebruikt. Er wordt ook sap van gemaakt, dat afhankelijk van de kleur van de vrucht licht of donker van kleur is. Het (rode) hout wordt gebruikt in de bouw.
De boom is verspreid over Zuidoost-Azië en wordt daarnaast geteeld in India (Andhra Pradesh, Kerala en de Westelijke Ghat), in Afrika in Zanzibar, en in de Cariben. Opmerkelijk daarbij is dat men de vrucht in Suriname naar Curaçao vernoemt, en op Curaçao naar Suriname, kashu Sünam op Curacao, en Curaçaose appel in Suriname. De in ons land meer gebruikte Javaanse naam jambu of djamboe wordt daar niet gebruikt.
De geslachtsnaam Syzygium is uit het latijn afkomstig en betekent paarsgewijs (tweeling), duidend op de plaatsing van de bladeren. Samarangense verwijst naar semarang.
Respecteer het copyright !