Jambulans zijn de vruchten van de tot wel 30 meter hoge tropische, bomen met De botanische naam Syzygium cumini, en bekend onder namen als jambul, jamblang en jamun, niet te verwarrren met de jambu of djamboe, 't scheelt maar een letter. Jambulans worden ook wel Javaanse of Malabar pruimen genoemd, naar de belangrijkste regio's waar de boom groeit.
Jambulanbomen hebben een stam met een doorsnede van 60-90 cm die zich vlak boven de grond sterk vertakt. De boom groeit niet alleen snel, maar kan ook wel 100 jaar oud worden. In India wordt de boom zoals gezegd wel 30 meter hoog, maar gemiddeld elders is dat 15 tot 18 meter. Het hout van de boom wordt onder meer gebruikt voor het maken van spoorbielzen, maar is te hard om in de meubelindustrie of woningbouw gebruikt te worden.
De boom heeft leerachtige, glanzende bladeren. Ze zijn ovaal en worden 10-15 cm lang. Deze ruiken naar terpentijn. De boom bloeit in het vroege voorjaar. De groen-gele bloemen groeien in trossen variërend van enkele bloemen tot een veertigtal. Op het noordelijk halfrond vormt de boom vanaf mei groene vruchten. Soms zijn ze ovaal, soms rond. Op zijn grootst zijn ze een centimeter of vijf. De vruchten rijpen via roze naar donkerpaars, vrijwel zwart, vergelijkbaar met de kleur van aubergine. De schil is evenals die van de aubergine glanzend.
Een gecultiveerde jambolanboom kan tussen 100 en 200 kilogram vruchten per jaar op leveren.
De jambulanvrucht kan als handfruit gegeten worden, maar is ook populair als voor de bereiding van marmelades of sauzen, wijn en azijn, en in een alcoholische drank die jambava heet. Jambul(an)sap is in Oosterse winkels te koop.
Jambolanvruchten hebben wit, sappig vruchtvlees (80-90% water). De smaak is zoet, maar met een zuurtje als bij appels. Sommige vruchten bevatten één enkel of geen zaad, andere tot wel vijf zaden. Wanneer je een jambolan hebt gegeten, is je tong korte tijd paars.
Een heerlijk sap maak je door stukjes vrucht in een glas te doen, daar wat zout op te doen, vervolgens geconcentreerd sap en sodawater.
De jambolan is door de Portugezen naar Zuid-Amerika en de Cariben gebracht, waar hij onder meer n Brazilië, Suriname, Guyana en Trinidad en Tobago groeit. Hij is invasief in Florida en op Hawaiï nadat hij daar aan het begin van de twintigste eeuw geïtroceerd is.
De geslachtsnaam Syzygium is uit het latijn afkomstig en betekent paarsgewijs (tweeling), duidend op de plaatsing van de bladeren. Cumini komt zoals te verwachten van dezelfde stam het Griekse kymino, dat komijn betekent.
De boom en de vrucht hebben veel namen, een aantal is in de inleiding al genoemd. In Goa, waar ieder dorp wel een jambalonboom heeft, heet deze zambllan, en worden zijn smaak en voedingswaarde geprezen. In India wordt hij ook wel nerale hannu genoemd, en in Tamil naaval pazham.
Bij gebrek aan volledige tabellen met gegevens over de voedingsstoffen, hebben we gegevens uit verscheidene betrouwbare bronnen gecombineerd tot één uiterst bescheiden, en zeker onvolledig overzicht.
De jambolan heeft in de Ayurveda een reputatie als medicijn ten diabetes doordat de vrucht stoffen bevat die de omzetting van zetmeel in suiker zou af remmen.
Respecteer het copyright !