Net als de moerbeivijg ()wilde vijg), die vanwege de verwantschap met de clustervijg ook wel de gewone clustervijg wordt genoemd, groeien de vijgen van de clustervijg dicht tegen de stam aan en aan de dikste takken. Dat is zeer ongebruikelijk voor een vijg.
De clustervijg is een 25 tot 30 meter hoge boom met een kronkelige structuur en een brede kroon. De bast is grijsbruin en vrij glad. De bladeren zijn hoogstens 20 cm lang, donkergroen en leerachtig. Wanneer de boom voldoende dicht bij water groeit, is hij groenblijvend, anders verliest hij zijn blad van in augustus of september. De jonge bladeren zijn getand. De bloeiwijze, met mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom, is geclusterd dicht op de stam en de dikkere takken.
Het wortelstelsel is imposant. Hoewel de boom geen luchtwortels heeft zoals de bannyan,
Net als de gewone vijg is de clustervijg voor de vruchtvorming afhankelijk van de vijgwesp. In grote lijnen komt de bevruchting overeen met die van de gewone vijg. Om een populatie kans van slagen te geven, dient deze een bepaalde omvang te hebben, om er voor te zorgen dat de wespen het hele jaar actief kunnen zijn, en bloeiperioden op elkaar aansluiten.
De vruchten van de clustervijg groeien in trossen en zijn 3-4 cm in doorsnede. Ze hebben niet bijster veel smaak, maar zijn zoet. Rijpe vruchten zijn rood van kleur.
In Zuid-Afrika draagt de vijg het hele jaar door vruchten, met het hoogseizoen van juli tot december.
In India worden de onrijpe vruchten als groente gebruikt. De jonge bladeren worden zelden gegeten, net als de jonge scheuten.
De vruchten worden plukrijp geoogst en vervoerd bij 0-4° bij een relatieve luchtvochtigheid van 90%. Bewaar vijgen na aankoop eveneens bij 0-4° en een hoge luchtvochtigheid. Ze zijn dan (hoogstens) een week houdbaar.
Volgens de overlevering werden de vijgen van de udumbara, zoals de boom in het Sanskrit heet, door de vrome pelgrims gegeten op[ hun weg naar Taxila door dicht bosgebied. Voor vegetariës geen sinecure, want hoe eet je een clustervijg zonder vijgwespen ? De enige manier om de wespen te laten verdwijnen, was de vrucht door midden breken en de wespen de gelegeneheid te geven weg te vliegen. dat kon het beste rond het hete middaguur. Na een uur waren de vijgen wel verdwenen.
Tegenwoordig groeit de boom in grote delen van Zuidoost-Azië, in India, Pakistan, Sri lanka, Thailand, Nepal, Vietnam en China (Guangxi, Guizhou en Yunnan), Indonesië (Java, Kalimantan, Soenda en Sumatra), Nieuw Guinea en Australië. Volgens enkele bronnen komt de boom ook in Oost-Afrika voor.
In India wordt de boom op grote schaal verbouwd om zijn vruchten.
Linnaeus selecteerde de Atty-alu als het prototype voor de Ficus racemosa. Deze boom uit het Indische Malabar was in 1678 uitgebreid beschreven en getekend in de Hortus Indicus Malabaricus 'onder redactie van' Van Rheede, commandeur in dienst van de Verenigde OostIndische compagnie in Malabar. De geslachtsnaam Ficus die Linneaus aan het geslacht gaf, is afgeleid van het Hebreeuwse 'pagh' wat halfrijpe vijg betekent.
Respecteer het copyright !