De appeldragende bergsalie (Salvia pomifera) is één van de saliesoorten met zulke eetbare gallen, en volgens sommige bronnen de enige. Maar ook de Griekse salie (Salvia fruticosa) en de Dominica salie (Salvia dominica) vertonen dergelijke gallen. Deze zijn een centimeter of drie in doorsnede, en smaken fris zoet-zuur.
Niet altijd en niet overal draagt de salie deze gallen. Ze komen onder andere voor op het Griekse eiland Kreta in vergelijkbare habitats van dennenbossen, olijfgaarden, struikgewas, kreupelhout en rotsachtige plaatsen. De Salvia pomifera (vertaald: de fruitachtige salie) groeit er vooral in de bergen, de Salvia fruticosa vooral in de laaglanden.De Salvia dominica vind je vooral in het Midden-oosten. 2, 5, 6)
De 'appels' van eerstgenoemde twee soorten worden gewoonlijk salie-appels genoemd, die van de Salvia dominica worden wel bedoeïenenperzik of khokh genoemd, vanwege de donzig behaarde schil.
De gallen ontstaan door de Cynipide Aulax-galwesp, die de plant infecteert door met haar lange legboor eitjes in de jonge stengels te leggen, waarna de gallen ontstaan. Men noemt het gallen, maar het zijn eigenlijk vlezige halfdoorzichtige gezwellen (tumoren).
Er zijj njog veel meer saliesoorten waarop gallen gevormd worden, soms heel minieme gezwellen. Een uitgebreid overzicht hiervan vind je op de site Gallformers, gewijd aan de in de Verenigde Staten voorkomende gallen 7)
De galen zouden een lekkernij zijn, en ook rauw gegeten worden. In Griekenland worden de salie-appels ook gekonfijt, op een vergelijkbare wijze als waarop sukade van citron wordt gemaakt.