Het dagelijks dieet bevatte altijd al veel lokaal geteelde producten, zoals kastanjes en tuinbonen. Op de boerderij stonden bonen iedere dag op het menu, behalve op zondag, wanneer voor de verandering kikkererwten en kabeljauw werden gegeten.
Na de ontdekking van Amerika kwamen veel onbekende producten naar Spanje, ook de pinto. En hoewel deze aanvankelijk niet met open armen werd ontvangen, won hij gaandeweg, in de achttiende, begin negentiende eeuw de harten van Spanjaarden. Niet aleen de bewoners van Baskenlkand, ook die van het aangrenzende Castilla y León Het centrum van de teelt werd Álava, een provincie die in het Baskisch Araba heet. De kievitsboon, in het Spaans frijol pinto heet, werd in het Baskisch alubia pinta genoemd.
Nadat de bonenteelt in de twintigste eeuw in stortte omdat de voedinspatronen zo veranderden, kregen de oude lokale producten eind twintigste eeuw een herkansing. Hierbij werd gebruik gemaakt van het Eusko-label, een predikaat dat vergelijkbaar is met de Franse appellations:
Alle vier vallen onder het Eusko-label, dat Baskische producten propageert. Tussen haakjes staan de jaartallen waarin het label verstrekt is. Het Eusko-label is geen kwaliteitskenmerk, maar een marketing-tool, het zij gezegd, en de bonen zijn elkaars geduchte concurrenten. Hoewel de Tolosa en Gernika onder het label grote bekendheid kregen, heeft de pinta de Álavesa inmiddels beide naar de kroon gestoken, en is nu de best verkopende Baskische peulvrucht.
Zoals we al schreven beperkte de bonenteelt zich niet tot Pauís Vasco. Ook Castilla y León kent zijn authentieke bonensoorten, zoals de Alubias de Saldaña uit de provincie Palencia.
Net als in Zuid-Amerika verbouwde men de bonen aanvankelijk volgens de Milpa-principes in combinatie met maïs, dat in het Baskenland wél gewaardeerd werd, in tegenstelling tot elders in Europa. Halverwege de zeventiende eeuw was maïs gemeengoed in de het hele noorden van Portugal en Spaanse regio's als Galicië, Asturiëen Baskenland. Toen kwam ook de aardappel
De commerciële teelt van de Baskische boon is in de achttiende eeuw begonnen. Zo'n zeshonderd merendeels kleine familiebedrijven zijn bij de teelt van de boon betrokken. Ieder jaar in november wordt in Tolosa-Gipuzkoa het Alubia-festival gehouden .
De benaming alubia voor 'boon' is typisch voor Noord-Spanje, afgeleid van het Arabische al-lūbiyā. Dat is op zijn beurt afgeleid van het Perzische lubeyā. In het Grieks gebruikte men dat woord λόβιον van λόβος voor 'niervormig zaad'. Met alubia wordt alleen het zaad bedoeld, niet de plant of de peul, zoals wij 'boon' voor alle drie gebruiken.