Van de cassave wordt meel gemaakt, en uit dat meel kan het zetmeel (tapioca) onttrokken worden. De klassieke Zuid-Amerikaanse methode is die waarbij de wortels gewassen worden, geschild en vervolgens in een grote vijzel fijngemaakt tot een vrij vochtig cassavepulp. Door circa de helft van het water uit de pulp te persen, ontstaat een solide pulp, die in Brazilië tiquira wordt genoemd. Het uitgeperste water wordt niet weggegoid, maar gebruikt, nadat de zetmeelresten eruit verwijderd zijn. Dit 'cassavesap van eerste persing' is bekend onder de naam manipueira of yari (Brazilië) en kasiripo (Suriname). Men maakt er op tal van plaatsen in Zuid-Amerika, ook in Guyana en Suriname, na melkzuurfermentatie de hartige saus tucupi van. Na de fermentatie wordt het sap gekruid en ingekookt een dikke stroperige consistentie, die als amaakmaker wordt gebruikt. Normaliter is tucupi geel, maar door caramellisatie maakt men ook zwarte tucupi, de Zuid-Amerikaanse variant op zoete sojasaus.
Cassave bevat onder andere linamarine, een stof die zich in de celwand bevindt. Het is een gif, dat In contact met enzymen en de menselijke darmflora wordt omgezet in het zeer giftige blauwzuur. Door de cassave te bleken in het zonlicht, te koken of te fermenteren wordt linamarine afgebroken en onschadelijk gemaakt.
Van de geperste maar nog vochtige pulp kunnen balletjes gerold worden, die beijus worden genoemd. Ze worden gedroogd of licht geroosterd, in dezelfde ovens als waarin de cassave wordt gedroogd om er meel van te maken. Beiju wordt ook wel cassavebrood genoemd. Door persen kan een deel van de linamarine, maar ook een deel van 2% van de oplosbare suikers worden verwijderd.
Respecteer het copyright !