Alvorens dat water - manipueira genoemd - te gebruiken, dient het ontdaan te worden van de fracties meel en zetmeel. Dat gebeurt door de vaste bestanddelen te laten bezinken en het water dan af te gieten.
Het water bevat dan nog veel linamarine, een cyanide, en moet meerdere dagen achtereen zachtjes gekookt worden om de hoeveelheid zover terug te brengen dat de manipueira veilig geconsumeerd kan worden. Hierdoor wordt het bovendien stropiger. Tucupi wordt op smaak gebracht met zout, alfavaca (Ocimum campechianum, een basilicumsoort uit de Amazone) en chicória (Eryngium foetidum, culantro).
Tucupi wordt het hele jaar door gemaakt, en gebruikt in tal van gerechten, onder meer eend- en visgerechten, en tacacá, een soep van jambu (een inheemse variëteit van paracress) en tucupi (een bouillon gemaakt van wilde maniok), verrijkt met gedroogde garnalen en gele chilipepertjes. Met Círio de Nazaré, een katholiek festival in Belém ter ere van de Onze-Lieve-Vrouw van Nazareth, beschermheilige van de deelstaat Pará, worden grote hoeveelheden tucupi geconsumeerd. Speciaal daarvoor worden in de deelstaat cassaves geteeld met een extra hoog vochtgehalte.
Tijdens Círio de Nazaré eet men deze tucupi met eend, naast garnalen vatapá en maniçoba. Elk van deze lekkernijen is pre-Columbiaans. De Indianen kookten de eend in de tucupi, en aten deze met geroosterd cassavemeel en seveerden er nog meer tucupi bij. In 1920 is het gerecht in de Círio opgenomen.
Tucupi is meer dan zo maar een saus, het is een geliefd condiment. Zoals in de vorm van Molho de pimenta com tucupi (Tucupi met pimenta malagueta) of Tucupi Preto (zwarte tucupi), een nog langer ingekookte, gecaramelliseerde tucupi, umami, zoals sojasaus..