De ñora is een Capsicum annuum, mild van scherpte en vrij zoet van smaak. Naar de bolle vorm wordt deze vrucht 'chile bola' genoemd. De vrucht leent hij zich uitstekend voor drogen, en veel ñora's worden dan ook gedroogd of vermalen verkocht. Het smaakpalet is aards, typerend voor het Spaanse paprika-aroma in chorizo, waarvoor ook de pimiento choricero (chorizo-peper) wordt gebruikt.
De ñora uit Guardamar del Segura wordt daar al 150 jaar verbouwd en gedroogd. Onder de naam Ñora de Guardamar del Segura wordt deze peper Europees beschermd als het aan het gemeentebestuur en de producenten ligt, en aan Slowfood, die de peper niet voor niets op de Arca del Gusto (Ark van de smaak) heeft gezegd.
Een beroemd gerecht met deze peper is Arroz a banda, een van origine eenpansgerecht uit de visserij, waarin alle vis schoon is, en alle zeevruchten gepeld zijn, zodat je bij het eten schone handen houdt. Heel practisch wanneer je op een roerige zee bent. De ñora wordt enkele minuten voor het einde van de kooktijd toegevoegd, en geeft het gerecht een bijzonder cachet.
In Catalonië worden ñora's tegenwoordig gebruikt in de romescosaus, die bij xató en calçots geserveerd wordt, in plaats van de authentieke, moeilijk verkrijgbare cuerno de cabra (geitenhoorn-chili). In Alcoy in Alicante gebruikt men ze in pericana (pericana alcoyana). Pericana is een gerechtje van geroosterde gedroogde chilipepers en gedroogde kabeljauwfilet, met veel eveneens gedroogde knoflook en een afgepaste hoeveelheid olijfolie. Het wordt met brood gegeten.
De ñora wordt hoofdzakelijk in gedroogde vorm verkocht. Traditioneel worden de pepers in de zon gedroogd, met alle risico's van dien, denk aan regen of overstroming. In Guardamar del Segura in Alicante droogt men de pepers langs de kust, op luttele meters van de zandstranden, tegen vocht beschermd door plastic tunnels.
De ñora wordt gebruikt als smaakmaker in tal van soepen, stoofschotels (fabada) en paella's. De chili combineert uitstekend met krab, octopus, kabeljauw en schaaldieren, maar ook met gevogelte.
Het is een belangrijk ingrediënt in Bacalao a la Vizcaina, een (kerst)gerecht van kabeljauw en aardappelen. Ze worden ook gebruikt om worsten op smaak te brengen.
Columbus schonk de monniken van het koninklijke klooster Santa María de Guadalupe in Cáceres plantmateriaal. Hij deed dat direct na zijn ontmoeting met de koning en de koningin in Barcelona, waar hij verslag deed van zijn reis naar 'Las Índias', de ontdekking van Amerika genoemd. Hij had chili's bij zich die afkomstig waren van een eiland voor de kust van Cuba, dat door Columbus Hispaniola werd genoemd, het huidige Santa Domingo. Daaronder was een tomaatvormige Capsicum annuum, de voorloper van de huidige 'bola' zoals de ñora veelal wordt genoemd.
Deze chili zou als één van de eerste chilipepers ooit op Europese bodem verbouwd zijn. De kloosterlingen, Hiëronymieten (los Jerónimos), zouden ze gebruikten hebben eigen - medisch - gebruik en om er producten mee in te wrijven om ze langer houdbaar te maken. Pas later zouden de chili's zelf als groente gegeten worden, en zouden ze ook in andere kloosters verbouwd worden. Onzeker is of daarvoor plantmateriaal van de tweede en latere reizen naar de west is gebruikt.
De geschiedenis van de pimiento ñora en die van de plaats Ñora, waarnaar de peper vernoemd is, nemen ons terug naar het begin van zestiende eeuw. Hiëronymitische monniken waren aangewezen als erfgenamen van bezittingen van verscheidene prominente inwoners uit de families de Abellán, de Arróniz en de Vozmediano. Op de percelen die de monniken tot hun beschikking kregen in Añora Alta - het hoger gelegen deel van Añora - besloten zij woningen te bouwen om nieuwe bewoners aan te trekken. Daarin slaagden zij.
In 1578 werd het Hiëronymieten-klooster gevestigd in enkele huizen van de Vozmediano's naast de toenmalige parochiekerk van San Pedro. In die tijd werd ook de bekende "Molen van de Casianos" gebouwd, waar de gedroogde pepers werden vermalen. Een eeuw later later werd het huidige, imposante klooster gebouwd, dat de naam Monestario de San Pedro de la Ñora kreeg, naar de parochiekerk van die stad.
In de negentiende eeuw trokken veel Murcianen naar de oostkust. Ze namen hun geliefde chilipepers en hun recepten mee. Zo kwam Allicante aan zijn pericana (mosselen in pikante saus, met knoflook en gedroogde kabeljauw) op basis van ñoras, werd romesco-saus, oorspronkelijk bereid met geitenhoornpepers ook met ñora gemaakt, en datzelfde gebeurde ook met de salvitxada-saus, beide traditioneel geserveerd bij calçots.
Behalve in Spanje is de ñora ook neergestreken in de regio Tadla-Azilal, in het hart van Marokko. Ook daar wordt er paprikapoeder van gemaakt. In tegenstelling tot het Spaanse paprikapoeder worden de rijpe vruchten in de zon gedroogd onder andere in Ouled Ali , dat daarvoor het juiste droge klimaat heeft, en gemiddeld milde temperaturen. De peper worden er tussen augustus en eind januari geoogst. Na de oogst werden de vruchten in stapeltjes gelegd om na te rijpen (post-maduración) om vervolgens gelijkmatig gedroogd te worden.
De peper is genoemd naar de Murciaanse stad La Ñora. De naam van deze stad is afgeleid van het Andalusische Arabische al-nâ`ûra, dat hydraulisch wiel betekent, verwijzend naar het waterrad in de Segura-rivier, dat onderdeel was van het ingenieuze irrigatiesysteem dat de Arabieren er hadden aangelegd. De stad heette Al-nâ`ûra totdat in Castiliaanse handen overging. Toen werd de naam al-nâ`ûra omgedoopt tot La Añora, naderhand verkort tot La Ñora.