De konjac is een plant uit de Aronskelkfamilie met een knolvormige verdikking van de wortel, als een aardappel. De knol kan wel 25 cm lang worden en meer dan een halve kilo wegen. De knol zit boordevol in water oplosbare vezels, maar bevat nauwelijks zetmeel. Van de knol wordt een poeder gemaakt dat als bindmiddel wordt gebruikt, konjac-gluccomannaan.
De konjacplant is een overblijvende plant die meer dan anderhalve meter kan worden. Hij heeft één rechtopgaande stengel met een trechtervormige kroon, met bladeren die uit staan als een palm. De bloei is sporadisch en kort, maar spectaculair. Niet voor niets is één van de benamingen 'de penisplant'. Eens in de drie of meer jaar geeft de plant een meterhoge paars-rode bloeikolf (spadix), omgeven door een schutblad (spatha) dat of ook paars-rood is of lichter van tint, met paars-rode accenten. Aan de bloeikolf groeien zowel de vrouwelijke (onderste gedeelte) als de mannelijke bloemen.
De geur van de bloemen is een voorbode voor de eigenaardige geur van het meel dat uit de knollen wordt gemaakt, de geur van rottend vlees. Om geur te verspreiden maakt de plant gebruik van opwarming. Hij beschikt over energiefabriekjes om dat te bewerkstelligen, de mitochondriën. Wanneer deze fabriekjes op volle toeren draaien, bereikt de spadix een temeperatuur die tot wel vijftien graden boven de omgevingstemperatuur kan zijn. Uiteindelijk branden de mitochondriën volledig op.
Na de bevruchting door insecten gaat de bloeiwijze verloren, behalve het vrouwelijk deel, dat vruchten zet. Vaak fel gekleurde besjes, een invitatie voor vogels die voor de verspreiding van het zaad moeten zorgen.
Konjac is niet de enige plantensoort uit de Amorphophallus die wordt gegeten. Ook van andere Amorphophallus-soorten worden de knollen, bladeren en bladstelen gegeten, zoals van de olifantenyam (Amorphophallus paeoniifolius) en de porang (Amorphophallus oncophylus). De laatste is afkomstig uit Indonesië (Java). De knol wordt gesneden gekookt, gebakken of gefrituurd.
De eetbare verse producten (knollen en bladeren) zijn hier niet verkrijgbaar, daarvoor moet je in de landen van herkomst zijn. Konjacpoeder is hier wel verkijgbaar, evenals producten die ervan gemaakt worden, zoals noedels en snoepjes.
De jonge knol wordt in Japan als een delicatesse beschouwd, van de volgroeide knollen wordt konjac-poeder gemaakt, waarvan een gel wordt gemaakt die gelatineuze eigenschappen heeft. Ook de jonge bladstelen en blaadjes worden wel gegeten. Ze zouden smaken als asperges.
Konjac is populair in Japan, waar er witte of zwarte cake van wordt gemaakt en noedels (shirataki) van worden gesneden. Hij wordt er al sinds de zesde eeuw gegeten, getuige het boek Konnyaku Hyakusen uit 1846 dat liefst 100 konnyaku-recepten bevat.
Konjac wordt met name verbouwd in China, Korea, Taiwan en Japan, zowel voor eigen gebruik als voor export. het is een zeer geliefd product voor veganisten. In Indonesië groeit de porang (Amorphophallus oncophillus), inheems in het Javaanse bos en in Japan bekend als de Java Mukago konyaku. Hij wordt momenteel op circa 3.000 hectare verbouwd.
De geslachtsnaam Amorphophallus is een combinatie van de woorden amorf van het Griekse woord voor vormloos 'amporpos', en phallus, het mannelijk geslachtsdeel, bedacht door de Nederlandse botanicus Blume in 1834. Hij noemde deze soort Amprophophallus konjac. Dit epitheton leidde hij van 'konhjak' in bahasa (de Indonesische taal) 'zuur' betekenend.
De wortelknol bevat glucomannan, dat wordt verwerkt in een voedingssupplement dat in de handel is onder de naam Lipozene, en dat wordt gebruikt in een dieet om af te vallen. In een uitgebreid onderzoek naar de effecten van glucomannan in 2014 is geen grondslag voor deze claim gevonden. Het bedrijf dat het middel op de markt heeft gebracht, is in 2005 in de VS beboet voor misleidende informatie over het gewichtsverlies bij gebruik van het middel.
De knol bevat daarnaast calciumoxalaat-kristallen. Calciumoxalaat is een giftige stof die het mondgevoel geeft van honderden kleine naaldjes. Het wordt gemakkelijk afgebroken, hetzij door grondig koken, hetzij door volledige droging. Daarna is het veilig om de plant te eten.
Konjacpoeder heeft een E-nummer: E425.
Toen Blume in 1825 het plantengeslacht Amorphophallus noemde, was dat omdat de bloeiwijze hem deed denken aan vormeloze penis, dat is de letterijke betekenis.